neerlandés » alemán
Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: oogsten , ziekte , zitten y/e zigzagsteek

zit·ten <zat, h./i. gezeten> [zɪtə(n)] V. intr.

2. zitten (zich met een doel ergens bevinden):

4. zitten (geruime tijd ergens vertoeven):

11. zitten (bevestigd zijn):

dat zit wel goed, snor fig.

12. zitten (gevuld, bedekt zijn met):

13. zitten (treffen):

oog·sten <oogstte, h. geoogst> [oxstə(n)] V. trans.

2. oogsten fig. (verwerven):

zig·zag·steek <zigzag|steken> [zɪxsɑxstek] SUST. m


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski