Traducciones de „pej“ en el diccionario neerlandés » alemán

pee [pe] SUST. f geen pl.

de pee inhebben

(stink)sauer sein

pen <pen|nen> [pɛn] SUST. f

1. pen (schrijfinstrument; veer):

pen

Feder f

in de pen klimmen fig. hum.

zur Feder greifen

het is [o. zit] in de pen fig.

es ist in Vorbereitung

met geen pen te beschrijven

unbeschreiblich

een scherpe/bitse pen fig.

eine scharfe/spitze Feder

2. pen (houten nagel):

pen

Holznagel m

pen

Holzstift m

de verbinding met pen en gat

die Verzapfung

3. pen:

pen (metalen stift)

Stift m

pen (metalen stift)

Bolzen m

pen (breipen)

Nadel f

zij breit de sok op vier pennen

sie strickt den Strumpf mit vier Nadeln

per [pɛr] PREP.

1. per (door, via):

per

per +acus.

iets per post verzenden

etw per Post schicken

2. per (voor, bij, in):

per

pro +acus.

iets per gewicht verkopen

etw nach Gewicht verkaufen

het kost 3 euro per stuk

es kostet 3 Euro pro Stück

3. per (met ingang van):

per

ab +dat. o acus.

per

an +dat.

per econ.

per

per 1 maart opzeggen

zum 1. März kündigen

per 1 februari ingaan

am 1. Februar in Kraft treten

per 1 februari ingaan

ab (dem) 1. Februar gelten

per adres

per Adresse

pet² [pɛt] ADJ.

dat is zwaar pet!

das ist zum Heulen!

pek [pɛk] SUST. nt of m geen pl.

pek

Pech nt

wie met pek omgaat, wordt ermee besmet provb.

wer Pech anfasst, besudelt sich

pij <pij|en> [pɛi] SUST. f

pij

Kutte f

peen <penen> [pen] SUST. f

peen

Möhre f

peer¹ <peren> [per] SUST. m coloq. (kerel)

peer

Kerl m

een geschikte peer

ein netter Kerl

pees <pezen> [pes] SUST. f

pees

Sehne f

een gescheurde pees hebben

einen Sehnenriss haben

pech [pɛx] SUST. m geen pl.

1. pech (tegenspoed):

pech

Pech nt

steeds maar pech hebben

vom Pech verfolgt werden

steeds maar pech hebben

eine Pechsträhne haben

wat een pech!

so ein Pech!

2. pech (panne):

pech

Panne f

pech krijgen

eine Panne haben

peil <peil|en> [pɛil] SUST. nt

1. peil (niveau):

peil

Niveau nt

peil

Stand m

zijn conditie op peil houden

sich fit halten

2. peil (normale stand):

peil

Niveau nt

peil

Stand m

peil

Pegel m

dat is beneden peil (onder verwachte niveau)

das ist unter allem Niveau

dat is beneden peil fig.

das ist unter aller Würde

het peil van de lonen

das Lohnniveau

3. peil (gehalte):

peil

Gehalt m

er is geen peil op te trekken

darauf ist kein Verlass

pels <pelzen> [pɛls] SUST. m

1. pels (vacht):

pels

Pelz m

pels

Fell nt

2. pels (kledingstuk):

pels

Pelz m

iem een luis in de pels zetten

jdm eine Laus in den Pelz setzen

pens <pens|en> [pɛns] SUST. f

1. pens (maag van een herkauwer):

pens

Pansen m

2. pens coloq. (buik):

pens

Wampe f

zijn pens vol eten

sich dat. die Wampe vollschlagen

3. pens (darmen, ingewanden):

pens

Kaldaunen pl.

perk <perk|en> [pɛrk] SUST. nt

1. perk:

perk (vlak in een tuin)

Beet nt

perk (lang, voor sierplanten)

Rabatte f

2. perk fig. (begrenzing):

perk

Grenze f

perk

Schranke f meist pl.

binnen de perken blijven

sich in Grenzen halten

zijn verbeelding binnen de perken houden

seine Fantasie in Grenzen halten

paal en perk stellen aan (een einde maken aan)

ein Ende machen +dat.

paal en perk stellen aan (beteugelen)

Schranken setzen +dat.

alle perken te buiten gaan

jedes Maß übersteigen

3. perk DEP. ook fig.:

perk (afgebakende ruimte)

Feld nt

perk (strijdperk)

Schranken pl.

perk (voor vee)

Pferch m

pers¹ <perzen> [pɛrs] SUST. m (tapijt)

pers

Perser m

pest [pɛst] SUST. f geen pl.

pest

Pest f

iem mijden als de pest

jdn meiden wie die Pest

dat is nou juist de pest! coloq.

≈ das ist das Verflixte dabei!

krijg de pest!

hol dich der Teufel!

de pest aan iem/iets hebben coloq.

jdn/etw wie die Pest hassen

iets haten als de pest

etw hassen wie die Pest

ik zie geen pest coloq.

ich sehe überhaupt nichts

ik vind er geen pest aan

ich finde es blöd

ik snap er geen pest van

ich verstehe nur Bahnhof

de pest inhebben/inkrijgen coloq.

eine Stinklaune haben/bekommen

pets <pets|en> [pɛts] SUST. m

pets

Schlag m

pets (licht)

Klaps m coloq.

iem een pets om de oren geven

jdm eine Ohrfeige geben

iem een pets om de oren geven (sterker)

jdm eine schallende Ohrfeige verpassen

moet je een pets hebben?

soll ich dir eine herunterhauen?

peuk <peuk|en> [pøk] SUST. m

1. peuk (eindje sigaar):

peuk

Stummel m

2. peuk (sigaret):

peuk

Kippe f

peuk

Glimmstängel m hum.

een peuk uitdrukken

eine Kippe ausdrücken

peul <peul|en> [pøl] SUST. f

1. peul (schil van peulvruchten):

peul

Schote f

peul

Hülse f

2. peul (doosvrucht):

peul

Hülsenfrucht f

peut <peut|en> [pøt] SUST. m

1. peut:

peut (petroleum)

Petroleum nt

peut (benzine)

Benzin nt

2. peut (terpentijn):

peut

Terpentin nt

3. peut (klap):

peut

Schlag m