neerlandés » alemán

weg·ge·ven <gaf weg, h. weggegeven> [wɛxevə(n)] V. trans.

2. weggeven (ten beste geven):

een show weggeven coloq.

kwel·geest <kwelgeest|en> [kwɛlɣest] SUST. m

1. kwelgeest (demon):

Dämon m

2. kwelgeest (lastig, hinderlijk persoon):

een·mei·feest <eenmeifeest|en> [emɛɪfest] SUST. nt

weg·ge·bruik·ster SUST. f

weggebruikster forma femenina de weggebruiker

Véase también: weggebruiker

weg·ge·brui·ker <weggebruiker|s> [wɛxəbrœykər] SUST. m

weg·gooi·en <gooide weg, h. weggegooid> [wɛxojə(n)] V. trans.

weg·leg·gen <legde weg, h. weggelegd> [wɛxlɛɣə(n)] V. trans.

1. wegleggen (terzijde leggen):

2. wegleggen (opbergen):

3. wegleggen (sparen):

team·geest [timɣest] SUST. m geen pl.

wijn·feest <wijnfeest|en> [wɛinfest] SUST. nt

be·dil·geest SUST. m

bedilgeest → bedilal

Véase también: bedilal

be·dil·al <bedilal|len> [bədɪlɑl] SUST. m

1. bedilal (vitter):

Kritt(e)ler m
Beckmesser m coloq.

locuciones, giros idiomáticos:


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski