Traducciones de „warenhuizen“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

wa·ren·huis <waren|huizen> [warə(n)hœys] SUST. nt

1. warenhuis (winkelbedrijf):

warenhuis

Warenhaus nt

warenhuis

Kaufhaus nt

2. warenhuis (broeikas):

warenhuis

Gewächshaus nt

warenhuis

Treibhaus nt

warenhuis

Glashaus nt

ver·hui·zen¹ <verhuisde, i. verhuisd> [vərhœyzə(n)] V. intr.

1. verhuizen:

verhuizen (van huis veranderen)

umziehen

verhuizen (naar andere plaats; ook)

übersiedeln

(van)uit een dorp verhuizen naar de hoofdstad

aus einem Dorf in die Hauptstadt (um)ziehen [o. übersiedeln]

2. verhuizen (verplaatst worden):

verhuizen

umgestellt werden

dit bureau moet verhuizen naar de kamer hiernaast

dieser Schreibtisch muss ins Nebenzimmer gestellt werden

wa·ren·wet [warə(n)wɛt] SUST. f geen pl.

warenwet

Lebensmittelgesetz nt

na·plui·zen <ploos na, h. nageplozen> [naplœyzə(n)] V. trans.

napluizen

auf den Grund gehen +dat.

ik zal deze dingen eens napluizen

ich werde dieser Sache auf den Grund gehen

ver·grui·zen¹ <vergruisde, h. vergruisd> [vərɣrœyzə(n)] V. trans. (tot gruis maken)

vergruizen

pulverisieren

he·ren·huis <heren|huizen> [herə(n)hœys] SUST. nt

herenhuis

herrschaftliche(s) Haus nt

herenhuis (op een landgoed)

Herrenhaus nt

af·rei·zen¹ <reisde af, h./i. afgereisd> [ɑfrɛizə(n)] V. trans. (geheel doorreizen)

afreizen

bereisen

een landstreek afreizen

einen Landstrich bereisen

hij heeft al heel wat afgereisd

er ist schon viel in der Welt herumgekommen