neerlandés » alemán

Traducciones de „toonster“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

in·woon·ster: sustantivo
be·woon·ster: sustantivo
toon·soort: sustantivo
toon·ka·mer: sustantivo
toon·sleu·tel: sustantivo
toon·baar: adjetivo y adverbio
dien·ster: sustantivo
leen·ster: sustantivo
toon·lad·der: sustantivo
zee·mon·ster: sustantivo
toon·te·ken: sustantivo
toon·beeld: sustantivo
toon·aard: sustantivo
toon·bank: sustantivo
toon·loos: adjetivo y adverbio
toon·zaal: sustantivo
toon·hoog·te: sustantivo
me·de·be·woon·ster: sustantivo
ten·toon·stel·len: verbo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: bewoonster , inwoonster , toonkamer , toonsoort , toonsleutel , leenster , dienster , toonbaar , zeemonster , toonladder , toonbeeld , toonteken , tentoonstellen , medebewoonster , toonhoogte , toonzaal , toonloos , toonbank y/e toonaard

in·woon·ster <inwoonster|s> [ɪnwonstər] SUST. f

inwoonster forma femenina de inwoner

Véase también: inwoner

in·wo·ner <inwoner|s> [ɪnwonər] SUST. m

be·woon·ster <bewoonster|s> [bəwonstər] SUST. f

bewoonster forma femenina de bewoner

Véase también: bewoner

be·wo·ner <bewoner|s> [bəwonər] SUST. m

alle bewoners

die Bewohnerschaft

toon·soort <toonsoort|en> [tonsort] SUST. f

Tonart f

toon·ka·mer SUST. f

toonkamer → toonzaal

Véase también: toonzaal

toon·zaal <toon|zalen> [tonzal] SUST. f

Ausstellungsraum m

toon·sleu·tel <toonsleutel|s> [tonsløtəl] SUST. m

toonsleutel

Notenschlüssel m

toon·baar [tombar] ADJ. form.

dien·ster <dienster|s> [dinstər] SUST. f

leen·ster SUST. f

leenster → lener

Véase también: lener

le·ner <lener|s> [lenər] SUST. m

1. lener (leengever):

2. lener (leenontvanger):

toon·lad·der <toonladder|s> [tonlɑdər] SUST. f

zee·mon·ster <zeemonster|s> [zemɔnstər] SUST. nt

Meerungeheuer nt

toon·te·ken <toonteken|s> [tontekə(n)] SUST. nt muz.

Versetzungszeichen nt

toon·beeld <toonbeeld|en> [tombelt] SUST. nt

Muster nt

Musterbeispiel nt

Ausbund m

toonbeeld (het summum)

een toonbeeld van deugd irón.

ein Ausbund an Tugendhaftigkeit

een toonbeeld van geduld

ein Muster an Geduld

het toonbeeld van ellende

der Inbegriff des Elends

toon·aard <toonaard|en> [tonart] SUST. m

Tonart f

iets in alle toonaarden prijzen fig.

etw in allen Tonarten loben

toon·bank <toonbank|en> [tombɑŋk] SUST. f

(van) onder de toonbank verkopen

unterm Ladentisch verkaufen

dit gaat vlot over de toonbank coloq.

das geht weg wie warme Semmeln coloq.

toon·loos [tonlos] ADJ.

1. toonloos (zonder nadruk):

2. toonloos (onbeklemtoond):

toon·zaal <toon|zalen> [tonzal] SUST. f

Ausstellungsraum m

toon·hoog·te <toonhoogte|n, toonhoogte|s> [tonhoxtə] SUST. f

me·de·be·woon·ster SUST. f

medebewoonster forma femenina de medebewoner

Véase también: medebewoner

me·de·be·wo·ner <medebewoner|s> [medəbəwonər] SUST. m

medebewoner

ten·toon·stel·len <stelde tentoon, h. tentoongesteld> [tɛntonstɛlə(n)] V. trans.

tentoonstellen

tentoonstellen

zur Schau stellen

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski