Traducciones de „struppige“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

struif <struiven> [strœyf] SUST. f

1. struif (inhoud van een ei):

struif

Eimasse f

2. struif (eiergebak):

struif

Eierkuchen m

struif

Omelett nt

struik <struik|en> [strœyk] SUST. m

1. struik (heester):

struik

Strauch m

struik

Busch m

2. struik (krop, stronk):

struik

Kopf m

struik

Büschel nt

struis <struise, struiser, struist> [strœys] ADJ.

struis

kräftig

struis

stattlich

een struise vrouw

eine stattliche Frau

struik·hei·de [strœykhɛɪdə] SUST. f

struikheide

Heidekraut nt

struis·vo·gel <struisvogel|s> [strœysfoɣəl] SUST. m

struisvogel

Strauß m

strui·ke·len <struikelde, i. gestruikeld> [strœykələ(n)] V. intr.

1. struikelen (het evenwicht verliezen):

struikelen

stolpern

struikelen

straucheln form.

over een steen struikelen

über einen Stein stolpern

over zijn eigen woorden struikelen fig.

sich in seinen eigenen Worten verheddern

2. struikelen (vallen):

struikelen ook fig.

stolpern

struikelen ook fig.

zu Fall kommen

3. struikelen fig. (een misstap begaan):

struikelen

einen Fehltritt begehen

iedereen struikelt weleens

das kann jedem passieren

4. struikelen fig. (aantreffen):

struikelen

auf Schritt und Tritt begegnen +dat.