Traducciones de „reexportiert“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

ex·por·teur <exporteur|s> [ɛkspɔrtør] SUST. m

exporteur

Exporteur m

ex·por·te·ren <exporteerde, h. geëxporteerd> [ɛkspɔrterə(n)] V. trans.

exporteren

exportieren

exporteren

ausführen

por·tier¹ <portier|s> [pɔrtir] SUST. m

portier (bediende)

Pförtner m

portier (hotel)

Portier m

spor·tief <sportieve, sportiever, sportiefst> [spɔrtif] ADJ.

1. sportief:

sportief (sport)

sportlich

sportief (vlot)

schneidig

sportief (van auto, motor)

schnittig

een sportief evenement

eine Sportveranstaltung

een sportief evenement

ein sportliches Treffen

het sportief roeien

das Sportrudern

sportieve schoenen

Sportschuhe pl.

sportieve schoenen

sportliche Schuhe pl.

2. sportief (van sport houdend):

sportief

sportlich

een sportieve jongen

ein sportlicher Junge

3. sportief:

sportief (eerlijk, fair)

sportlich

sportief (fair)

fair

een sportieve speler

ein fairer Spieler

pro·por·tie <proportie|s> [propɔrsi] SUST. f

proportie

Proportion f

proportie

Verhältnis nt

proportie (afmeting)

Maß nt

proportie (afmeting)

Ausmaß nt

buiten alle proporties

überproportional

dit is buiten alle proporties fig.

das übersteigt jedes Maß

de zaak had enorme proporties aangenomen

die Sache hatte enorme Ausmaße angenommen

de prijs staat in geen enkele proportie tot de waarde

der Preis steht in keinem Verhältnis zum Wert

iets tot zijn juiste proporties terugbrengen fig.

etw auf das richtige Maß zurückführen

naar proportie

verhältnismäßig

on·spor·tief [ɔnspɔrtif] ADJ.

1. onsportief (geen sport beoefenend):

onsportief

unsportlich

2. onsportief (niet sportief):

onsportief

unsportlich

onsportief

unfair

hij heeft zich onsportief gedragen

er hat sich unsportlich [o. unfair] verhalten

ex·port [ɛkspɔrt] SUST. m geen pl.

1. export (uitvoer(handel)):

export

Export m

export

Ausfuhr f

goederen voor de export

Exportgüter pl.

2. export (in samenstelling):

export

Export-

export

export-

ex·po·si·tie <expositie|s> [ɛkspozi(t)si] SUST. f

1. expositie (tentoonstelling):

expositie

Ausstellung f

2. expositie (uiteenzetting):

expositie

Darlegung f

expositie

Darstellung f

3. expositie:

expositie lit., muz.

Exposition f

4. expositie (blootstelling):

expositie

Exposition f

expositie

Exponierung f

expositie foto.

Belichtung f

ge·pro·por·ti·o·neerd [ɣəpropɔr(t)ʃonert] ADJ.

geproportioneerd

proportioniert

hij is goed geproportioneerd van bouw

er ist gut proportioniert