Traducciones de „gasten“ en el diccionario alemán » neerlandés

Gastmannschaft

gasten

Gäste privat unterbringen

gasten bij particulieren onderbrengen

Gästezimmer

vertrek nt voor de gasten

die Gäste abkassieren (abrechnen)

afrekenen met de gasten

der Kellner hat bei allen Gäste kassiert

de kelner heeft bij alle gasten afgerekend

die Betten für die Gäste richten

de bedden voor de gasten opmaken

die Gäste bleiben im Durchschnitt zwei Wochen

de gasten blijven gemiddeld [o. doorgaans] twee weken

Traducciones de „gasten“ en el diccionario neerlandés » alemán

ongenode gasten

ungebetene Gäste pl.

onwelkome gasten

unwillkommene [o. ungebetene] Gäste pl.

gasten uitnodigen/ontvangen/hebben

Gäste einladen/empfangen/haben

uitgenodigde gasten afzeggen

Gäste ausladen

gasten hun plaats aanwijzen

Gästen ihre Plätze anweisen

de tafel, waar de gasten omheen zaten

der Tisch, um den herum die Gäste saßen

zijn gasten in een hotel inkwartieren

seine Gäste in einem Hotel unterbringen

zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten provb.

wie der Wirt, so die Gäste