Traducciones de „bil“ en el diccionario neerlandés » alemán

bil <bil|len> [bɪl] SUST. f

1. bil:

bil (deel van het zitvlak)

Backe f

bil (deel van het zitvlak)

Gesäßbacke f

bil (deel van het zitvlak)

Hinterbacke f

bil (billen, achterwerk)

Gesäß nt

bil (billen, achterwerk)

Hintern m coloq.

hij moet met de billen bloot fig.

er muss die Hosen herunterlassen

iem op [o. voor ] de billen geven

jdn übers Knie legen

wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten provb.

wer es sich einbrockt, muss es auslöffeln

2. bil (bovenbeen):

bil

Schenkel m