neerlandés » alemán

Traducciones de „Gesichts“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

ge·sticht: sustantivo
rechts: sustantivo
ge·slacht: sustantivo
ge·sjoch·ten: adjetivo y adverbio
ge·slacht·loos: adjetivo y adverbio
ave·rechts: adjetivo y adverbio
ge·slachts·boom: sustantivo
ge·slachts·naam: sustantivo
Utrechts: adjetivo y adverbio
ge·slachts·drift: sustantivo
ge·slachts·le·ven: sustantivo
slechts: adverbio

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: gesticht , geslacht , rechts , gesjochten , geslachtloos , averechts , geslachtsnaam , geslachtsboom , slechts , geslachtsleven , geslachtsdrift y/e Utrechts

ge·sticht <gesticht|en> [ɣəstɪxt] SUST. nt

1. gesticht (inrichting voor krankzinnigen):

gesticht

psychiatrische Anstalt f

2. gesticht:

gesticht (gebouw met een bestemming; stichting)

Heim nt

gesticht (gebouw met een bestemming; stichting)

Anstalt f

gesticht (kerk)

Stift nt

rechts¹ [rɛxts] SUST. nt geen pl.

1. rechts pol.:

rechts

Rechte f

rechts stemde tegen

die Rechte stimmte dagegen

2. rechts (verkeer):

rechts

von rechts kommende(r) Verkehr m

ge·slacht <geslacht|en> [ɣəslɑxt] SUST. nt

1. geslacht:

geslacht (stamhuis, familie)

Geschlecht nt

geslacht (stamhuis)

Haus nt

een adellijk geslacht

ein adliges Geschlecht

2. geslacht (sekse):

geslacht

Geschlecht nt

een kind van het mannelijk geslacht

ein Kind männlichen Geschlechts

het zwakke geslacht

das zarte [o. schwache] Geschlecht

3. geslacht:

geslacht

Art f

geslacht

Gattung f

geslacht (ras)

Geschlecht nt

het menselijk geslacht

das Menschengeschlecht

4. geslacht (generatie):

geslacht

Geschlecht nt

geslacht

Generation f

geslacht rel.

Glied nt

van geslacht op geslacht

von Geschlecht zu Geschlecht

Genus nt espec.

het mannelijk/ vrouwelijk/ onzijdig geslacht

das männliche/weibliche/sächliche Geschlecht

ge·sjoch·ten [ɣəʃɔxtə(n)] ADJ.

1. gesjochten (er slecht aan toe):

gesjochten

abgebrannt coloq.

gesjochten

ruiniert coloq.

2. gesjochten (de sigaar):

gesjochten

geliefert coloq.

ge·slacht·loos [ɣəslɑxtlos] ADJ.

1. geslachtloos (niet in geslachten onderscheiden):

geslachtloos

ungeschlechtlich

geslachtloos

geschlechtslos

geslachtloze voortplanting

ungeschlechtliche Fortpflanzung f

2. geslachtloos (aseksueel):

geslachtloos

asexuell

geslachtloos

geschlechtslos

ave·rechts [avərɛxts] ADJ.

averechts

falsch

averechts

verkehrt

een averechtse uitwerking hebben

eine entgegengesetzte Auswirkung haben

het valt averechts uit

es fällt ganz anders aus

ge·slachts·boom <geslachts|bomen> [ɣəslɑxtsbom] SUST. m

1. geslachtsboom (stamboom):

geslachtsboom

Stammbaum m

geslachtsboom

Ahnentafel f

geslachtsboom

Stammtafel f

2. geslachtsboom (geslachtsregister):

geslachtsboom

Geschlechtsregister nt

geslachtsboom

Geschlechtstafel f

ge·slachts·naam <geslachts|namen> [ɣəslɑxtsnam] SUST. m

1. geslachtsnaam (familie-, achternaam):

geslachtsnaam

Familienname m

geslachtsnaam

Nachname m

geslachtsnaam

Zuname m form.

2. geslachtsnaam biol.:

geslachtsnaam

Gattungsname m

Utrechts [ytrɛxts] ADJ.

Utrechts

aus Utrecht

Utrechts

Utrechter

ge·slachts·drift [ɣəslɑxtsdrɪft] SUST. f geen pl.

geslachtsdrift

Sexualtrieb m

geslachtsdrift

Geschlechtstrieb m

geslachtsdrift

Fortpflanzungstrieb m

ge·slachts·le·ven [ɣəslɑxtslevə(n)] SUST. nt geen pl.

geslachtsleven

Sexualleben nt

slechts [slɛxts] ADV.

slechts

nur

slechts

bloß

dat kost slechts een euro

das kostet nur [o. bloß] einen Euro

je hebt slechts te gehoorzamen

du hast nur zu gehorchen

ik heb het onderwerp slechts aangeroerd

ich habe das Thema lediglich berührt [o. gestreift]

in slechts enkele gevallen

in nur wenigen Fällen

Consultar el diccionario

neerlandés

Traducciones de „Gesichts“ en el diccionario neerlandés » alemán

ge·sticht <gesticht|en> [ɣəstɪxt] SUST. nt

1. gesticht (inrichting voor krankzinnigen):

2. gesticht:

rechts1 [rɛxts] SUST. nt geen pl.

1. rechts pol.:

2. rechts (verkeer):

ge·slacht <geslacht|en> [ɣəslɑxt] SUST. nt

1. geslacht:

2. geslacht (sekse):

3. geslacht:

4. geslacht (generatie):

5. geslacht biol. (soort):

6. geslacht (geslachtsorgaan):

7. geslacht taalk.:

ge·sjoch·ten [ɣəʃɔxtə(n)] ADJ.

1. gesjochten (er slecht aan toe):

2. gesjochten (de sigaar):

ge·slacht·loos [ɣəslɑxtlos] ADJ.

1. geslachtloos (niet in geslachten onderscheiden):

2. geslachtloos (aseksueel):

ave·rechts [avərɛxts] ADJ.

ge·slachts·boom <geslachts|bomen> [ɣəslɑxtsbom] SUST. m

1. geslachtsboom (stamboom):

2. geslachtsboom (geslachtsregister):

ge·slachts·naam <geslachts|namen> [ɣəslɑxtsnam] SUST. m

1. geslachtsnaam (familie-, achternaam):

2. geslachtsnaam biol.:

Utrechts [ytrɛxts] ADJ.

ge·slachts·drift [ɣəslɑxtsdrɪft] SUST. f geen pl.

ge·slachts·le·ven [ɣəslɑxtslevə(n)] SUST. nt geen pl.

slechts [slɛxts] ADV.

Consultar el diccionario

Enlaces de acceso para más información

Envíanos tu opinión

Entrenador de vocabulario

Synonyms

Mi historial de búsqueda

rechts¹ [rɛxts] SUST. nt geen pl.