Traducciones de „Absolvierung“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

ab·sol·ve·ren <absolveerde, h. geabsolveerd> [ɑpsɔlverə(n)] V. trans.

absolveren

absolvieren

het absolverend tentamen

die Teilabschlussprüfung

ab·sor·be·ren <absorbeerde, h. geabsorbeerd> [ɑpsɔrberə(n)] V. trans.

absorberen

absorbieren

bot·vie·ren <vierde bot, h. botgevierd> [bɔtfirə(n)] V. trans. form.

botvieren

frönen +dat.

zijn lusten botvieren

seinen Lüsten frönen

zijn vreugde botvieren

sich unbändig freuen

ab·so·luut [ɑpsolyt] ADJ.

absoluut

absolut

absoluut gezag

absolute Gewalt f

ik wil het absoluut weten

ich will es absolut wissen

ab·so·lu·tie <absolutie|s> [ɑpsoly(t)si] SUST. f

absolutie

Absolution f

ver·ab·so·lu·te·ren <verabsoluteerde, h. verabsoluteerd> [vərɑpsolyterə(n)] V. trans.

verabsoluteren

verabsolutieren

in·sol·vent [ɪnsɔlvɛnt] ADJ.

insolvent

insolvent

insolvent

zahlungsunfähig

gol·ving <golving|en> [ɣɔlvɪŋ] SUST. f

1. golving (het golven):

golving

Welligkeit f

2. golving (plaats):

golving

Wellung f

golving

Welle f