Traducciones de „zurechtschustern“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

zu·ˈrecht·ma·chen V. trans.

1. zurechtmachen coloq.:

zurechtmachen (zubereiten)

klaarmaken

zurechtmachen (vorbereiten)

gereedmaken

2. zurechtmachen coloq. (schminken, schick machen):

zurechtmachen

opmaken

die Frau machte sich zurecht

de vrouw maakte zich op

zu·ˈrecht·wei·sen V. trans. irreg. elev.

zurechtweisen

terechtwijzen

zurechtweisen

berispen

zu·ˈrecht·le·gen V. trans.

1. zurechtlegen (griffbereit hinlegen):

zurechtlegen

klaarleggen

2. zurechtlegen (im Voraus überlegen):

zurechtlegen

voorbereiden

zurechtlegen

tevoren uitdenken [o. bedenken]

sich dat. eine Entschuldigung zurechtlegen

een excuus bedenken

zu·ˈrecht·fin·den V. v. refl. irreg.

zurechtfinden

de weg vinden

zurechtfinden

eruit komen

zurechtfinden

eruit wijs worden

sich irgendwo zurechtfinden

ergens de weg vinden

sich irgendwo zurechtfinden

zich weten te helpen

zu·ˈrecht·kom·men V. intr. irreg.

zurechtkommen (rechtzeitig kommen)

klaarkomen

zurechtkommen (auskommen, klarkommen)

overweg kunnen

zu·ˈrecht·bie·gen V. trans. irreg.

zurechtbiegen (in Form biegen)

rechtbuigen

zurechtbiegen (in Form biegen)

passend buigen

zurechtbiegen coloq. fig. (in Ordnung bringen)

in orde brengen

ˈschus·tern [ˈʃuːstɐn] V. intr.

1. schustern coloq. (als Schuster arbeiten):

schustern

schoenlappen

schustern

schoenen maken

2. schustern coloq. pey. (pfuschen):

schustern

knoeien

schustern

prutsen

ver·ˈschüch·tern V. trans.

verschüchtern

verlegen [o. schuchter] maken

ver·ˈschlech·tern¹ [fɛɐ̯ˈʃlɛçtɐn] V. trans.

verschlechtern

verslechteren

verschlechtern

slechter maken