Traducciones de „entrundend“ en el diccionario alemán » neerlandés

ent·ˈrin·nen [-ˈrɪnən] V. intr.

1. entrinnen elev. (entkommen):

entrinnen

ontkomen [o. ontsnappen] aan

es gibt kein Entrinnen

er is geen ontkomen aan

2. entrinnen elev. (herausfließen):

entrinnen

(weg)vloeien [o. wegstromen] uit

Tränen entrannen ihren Augen

tranen stroomden haar uit de ogen

3. entrinnen elev. (verstreichen):

entrinnen

verstrijken

entrinnen

vervliegen

entrinnen

vlieden

ent·ˈzün·den¹ [-ˈ͜tsʏndn̩] V. trans.

1. entzünden elev. (anzünden):

entzünden

ontsteken

entzünden

aansteken

entzünden

doen ontbranden

2. entzünden elev. fig. (in Erregung versetzen):

entzünden

ontsteken

entzünden

in vuur en vlam zetten

ent·ˈsen·den [ɛntˈzɛndn̩] V. trans. elev.

entsenden

sturen

entsenden

zenden

entsenden

uitzenden

entsenden

detacheren

entsenden (delegieren)

afvaardigen

entsenden (delegieren)

delegeren

ent·ˈwen·den [-ˈvɛndn̩] V. trans. elev.

entwenden

ontvreemden

entwenden

verduisteren

ent·ˈrüs·ten¹ [-ˈrʏstn̩] V. trans. (empören)

entrüsten

verontwaardigen

entrüsten

boos maken

ent·ˈrah·men [-ˈraːmən] V. trans.

entrahmen

ontromen

entrahmen

afromen

entrahmte Milch

taptemelk

entrahmte Milch

ondermelk

ent·ˈrei·ßen [-ˈr͜aisn̩] V. trans.

1. entreißen a. fig. (wegreißen):

entreißen

ontrukken

entreißen

wegrukken

entreißen

afhandig maken

seine Frau wurde ihm durch den Tod entrissen

zijn vrouw is hem ontvallen

jdm den Sieg entreißen

iem de zege (voor de neus) wegkapen

2. entreißen elev. (retten):

entreißen

onttrekken [o. ontrukken] aan

entreißen

redden van [o. uit]

ent·ˈros·ten [-ˈrɔstn̩] V. trans.

entrosten

van roest ontdoen

entrosten

ontroesten

ent·ˈschei·dend [ˈɛntʃ͜aidn̩t] ADJ.

entscheidend (in entschiedenem Maße)

beslissend

entscheidend (ausschlaggebend)

doorslaggevend

entscheidend (ausschlaggebend)

afdoend

ˈpost·wen·dend [ˈpɔstvɛndn̩t] ADV.

postwendend

per om(me)gaande

postwendend

per kerende post

ent·ˈrüm·peln [ɛntˈrʏmpl̩n] V. trans.

entrümpeln (von Gerümpel befreien)

van oude rommel ontdoen

entrümpeln fig. coloq. (von Unnützem befreien)

uitmesten

ent·ˈrech·ten [-ˈrɛçtn̩] V. trans.

entrechten

van zijn rechten beroven

entrechten

ontrechten

ent·ˈrich·ten [-ˈrɪçtn̩] V. trans. ADMIN.

entrichten elev.

voldoen

entrichten elev.

betalen

ent·ˈrät·seln¹ [-ˈrɛː͜tsl̩n] V. trans.

enträtseln

ontraadselen

ˈblen·dend [ˈblɛndn̩t] ADJ.

1. blendend (auffallend gut):

blendend

schitterend

blendend

betoverend

blendend

fantastisch

2. blendend (strahlend):

blendend

stralend

ˈSkat·run·de SUST. f

1. Skatrunde:

Skatrunde

skaatclub(je)

Skatrunde

groepje skaatspelers

2. Skatrunde:

Skatrunde

partij(tje) [o. potje] nt skaat nt