Traducciones de „benutting“ en el diccionario alemán » neerlandés

be·ˈnut·zen, be·ˈnüt·zen V. trans.

1. benutzen (gebrauchen):

benutzen

gebruiken

benutzen

gebruikmaken van

2. benutzen (wahrnehmen):

die Gelegenheit benutzen

de gelegenheid waarnemen

3. benutzen (zum eigenen Vorteil ausnutzen):

benutzen

benutten

Be·ˈnut·zung, Be·ˈnüt·zung <Benutzung> SUST. f kein pl.

Benutzung

gebruik nt

Benutzung (einer Methode)

aanwending

unter Benutzung aller erlaubten Mittel

met gebruikmaking van alle geoorloofde middelen

die Straße wurde zur Benutzung freigegeben

de weg werd voor het verkeer opengesteld

ˈSplit·ting <Splittings, Splittings> [ˈʃplɪtɪŋ, ˈsp-] SUST. nt

1. Splitting FIN. (Einkommen von Mann und Frau) kein pl.:

Splitting

rolwisseling met middeling der inkomens

2. Splitting:

Splitting FIN., ADMIN.

split-up

be·ˈno·ten [bəˈnoːtn̩] V. trans.

benoten

een cijfer [o. cijfers] geven

benoten

waarderen

ein benoteter Schein

een testimonium met een cijfer (op)