Traducciones de „bemensen“ en el diccionario alemán » neerlandés

be·ˈmes·sen¹ V. trans. irreg.

bemessen

vaststellen

bemessen

bepalen

die Frist war kurz bemessen

de (voorziene) termijn was kort

be·ˈmer·ken V. trans.

1. bemerken (wahrnehmen):

bemerken

merken

bemerken

waarnemen

bemerken

zien

2. bemerken (äußern):

bemerken

opmerken

bemerken

zeggen

nebenbei [o. am Rande] bemerkt

(even) tussen haakjes

nebenbei [o. am Rande] bemerkt

(dit even) terloops

3. bemerken (beachten):

bemerken

notitie nemen van

bemerken

opmerken

bemerken

aandacht schenken aan

Re·zen·ˈsent(in) <Rezensenten, Rezensenten> [re͜tsɛnˈzɛnt] SUST. m(f)

Rezensent(in)

recensent(recensente) m (f)

be·ˈma·len V. trans.

bemalen

beschilderen

bemalen

schilderen op

be·ˈmü·hen¹ V. trans. elev.

bemühen (jds Hilfe brauchen)

(de hulp) inroepen (van)

bemühen (jds Hilfe brauchen)

inschakelen

bemühen (zitieren)

aanvoeren

Be·ˈmes·sung <Bemessung, Bemessungen> [bəˈmɛsʊŋ] SUST. f

Bemessung

vaststelling

Bemessung

bepaling

Bemessung

berekening

ver·ˈzin·sen² [fɛɐ̯ˈ͜tsɪnzn̩] V. v. refl. (Zinsen erwirtschaften)

verzinsen

rente geven [o. opbrengen]

be·ˈmer·kens·wert ADJ. (auffallend)

bemerkenswert

opmerkelijk

bemerkenswert

opvallend