neerlandés » alemán

Traducciones de „Zänker“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

Mostrar un resumen de todos los resultados

zan·ger: sustantivo
an·ker: sustantivo
kan·ker: sustantivo
tan·ker
zin·ker: sustantivo
za·ni·ken: verbo
bun·ker: sustantivo
don·ker: adjetivo y adverbio
jon·ker: sustantivo
lin·ker: adjetivo y adverbio
pun·ker: sustantivo
den·ker: sustantivo
zaai·er: sustantivo
zand·weg: sustantivo
zang·les: sustantivo
blin·ker: sustantivo
klin·ker: sustantivo
stin·ker: sustantivo
an·ke·ren: verbo
zan·dig: adjetivo y adverbio

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: zinker , tanker , kanker , anker , zanger , zaniken , zaaier , denker , punker , linker , jonker , donker , bunker , ankeren , stinker , klinker , blinker , zangles , zandweg , werker , erker , kerker y/e zandig

zan·ger <zanger|s> [zɑŋər] SUST. m

Sänger m

an·ker <anker|s> [ɑŋkər] SUST. nt

Anker m

het anker lichten

den Anker hieven

het anker lichten fig.

sich fortstehlen

ten [o. voor ] anker gaan

vor Anker gehen

ten [o. voor ] anker gaan

ten [o. voor ] anker liggen

vor Anker liegen

ten [o. voor ] anker liggen

ergens (bij iem) zijn anker uitwerpen fig.

irgendwo (bei jdm) vor Anker gehen

kan·ker [kɑŋkər] SUST. m geen pl.

1. kanker (ziekte):

Krebs m

aan kanker lijden

krebskrank sein

kanker van de maag

2. kanker fig.:

Pest f

tan·ker [tɛŋkər]

tanker [[o. tɑŋkər]] tanker|s SUST. m:

Tanker m

zin·ker <zinker|s> [zɪŋkər] SUST. m

1. zinker:

zinker (buisleiding: bij dijken)

zinker (buisleiding: onder water)

Unterwasserrohr nt

2. zinker (iets wat doet zinken):

Senker m

3. zinker (dobber):

za·ni·ken <zanikte, h. gezanikt> [zanəkə(n)] V. intr.

om iets zaniken

quengeln, damit man etw bekommt

bun·ker <bunker|s> [bʏŋkər] SUST. m

Bunker m

don·ker² <donkere, donkerder, donkerst> [dɔŋkər] ADJ.

1. donker:

donker (duister)

donker (sterker)

zo donker als de nacht

(so) schwarz wie die Nacht

de donkere kamer foto.

die Dunkelkammer

een donkere lucht

ein finsterer Himmel

2. donker:

donker (somber, droevig)

donker (somber, droevig)

donker (onheilspellend)

de toekomst donker inzien

für die Zukunft schwarzsehen

het zijn donkere tijden

es sind düstere Zeiten

3. donker (niet licht van kleur):

4. donker (geluiden):

jon·ker <jonker|s> [jɔŋkər] SUST. m

Junker m

een kale jonker plantk.

eine Sumpf-Kratzdistel

lin·ker [lɪŋkər] ADJ.

linke(r, s)

deze hand is mijn linker

diese Hand ist meine linke

hij nam de bal vol op de linker

er nahm den Ball voll mit dem linken Fuß

pun·ker SUST. m

punker → punk

Véase también: punk

punk <punk|s> [pʏŋk] SUST. m

1. punk (punkbeweging):

punk

Punk m

2. punk (punker):

punk

Punker m

den·ker <denker|s> [dɛŋkər] SUST. m

Denker m

zaai·er <zaaier|s> [zajər] SUST. m

Säer m

Sämann m liter

zand·weg <zandweg|en> [zɑntwɛx] SUST. m

Sandweg m

zang·les <zangles|sen> [zɑŋlɛs] SUST. f

Gesang(s)stunde f

blin·ker <blinker|s> [blɪŋkər] SUST. m

Cursor m

klin·ker <klinker|s> [klɪŋkər] SUST. m

1. klinker (spraakgeluid):

Vokal m

2. klinker (hardgebakken steen):

Klinker m

stin·ker <stinker|s> [stɪŋkər] SUST. m

1. stinker (iem die stinkt):

Stinker m

2. stinker (scheldwoord):

Stinker m

lelijke stinker

fiese(r) Stinker m

an·ke·ren¹ <ankerde, h. geankerd> [ɑŋkərə(n)] V. trans.

ankeren bouww.

zan·dig [zɑndəx] ADJ.

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski