neerlandés » alemán
Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: neerhangen , verhangen , vervangen , verlangen , gehangen , bevangen , gevangen y/e behangen

be·han·gen <behing, h. behangen> [bəhɑŋə(n)] V. trans.

1. behangen (bedekken):

2. behangen (met behang bekleden):

ge·van·gen2 V.

gevangen volt. deelw. van vangen

Véase también: vangen

van·gen <ving, h. gevangen> [vɑŋə(n)] V. trans.

3. vangen coloq. (beetnemen):

4. vangen coloq. (verdienen):

be·van·gen <beving, h. bevangen> [bəvɑŋə(n)] V. trans.

ge·han·gen V.

gehangen volt. deelw. van hangen¹, hangen²

Véase también: hangen , hangen

han·gen1 <hing, h. gehangen> [hɑŋə(n)] V. trans. (bevestigen, ophangen)

ver·van·gen <verving, h. vervangen> [vərvɑŋə(n)] V. trans.

2. vervangen (de plaats laten innemen van):

ver·han·gen1 <verhing zich, h. zich verhangen> [vərhɑŋə(n)] V. wk ww

verhangen zich verhangen (zich ophangen):

neer·han·gen1 <hing neer, h. neergehangen> [nerhɑŋə(n)] V. trans. (ergens ophangen)


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski