neerlandés » alemán

sa·men·voe·gen <voegde samen, h. samengevoegd> [samə(n)vuɣə(n)] V. trans.

sa·men·vat·ting <samenvatting|en> [samə(n)vɑtɪŋ] SUST. f

sa·men·le·ving [samə(n)levɪŋ] SUST. f geen pl.

1. samenleving (maatschappij):

2. samenleving biol.:

3. samenleving (het samenleven):

sa·men·zwe·ring <samenzwering|en> [samə(n)zwerɪŋ] SUST. f

sa·men·stel·ling <samenstelling|en> [samə(n)stɛlɪŋ] SUST. f

1. samenstelling (het samenstellen):

2. samenstelling (wijze van samenstelling) ook taalk.:

sa·men·vou·wen <vouwde samen, h. samengevouwen> [samə(n)vɑuwə(n)] V. trans.

in·voe·ging <invoeging|en> [ɪnvuɣɪŋ] SUST. f

1. invoeging (het invoegen, het ingevoegde):

2. invoeging verk.:

sa·men·vloei·en <vloeide samen, i. samengevloeid> [samə(n)vlujə(n)] V. intr.

ver·voe·ging <vervoeging|en> [vərvuɣɪŋ] SUST. f


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski