neerlandés » alemán

re·cre·a·tie·ge·bied <recreatiegebied|en> [rekreja(t)siɣəbit] SUST. nt

ener·gie·be·drijf <energiebe|drijven> [enɛrʒibədrɛif] SUST. nt

1. energiebedrijf (elektrische centrale):

ge·meen·te·be·drijf <gemeente|bedrijven> [ɣəmentəbədrɛɪf] SUST. nt

re·cre·a·tie <recreatie|s> [rekreja(t)si] SUST. f

ho·re·ca·be·drijf <horeca|bedrijven> [horekabədrɛɪf] SUST. nt

klein·be·drijf [klɛimbədrɛif] SUST. nt geen pl.

boe·ren·be·drijf <boerenbe|drijven> [burə(n)bədrɛif] SUST. nt

ber·gings·be·drijf <bergings|bedrijven> [bɛrɣɪŋzbədrɛɪf] SUST. nt

con·ti·nu·be·drijf <continube|drijven> [kɔntinybədrɛif] SUST. nt

1. continubedrijf (bedrijf):

2. continubedrijf (werkwijze):

een·mans·be·drijf SUST. nt

eenmansbedrijf → eenmanszaak

Véase también: eenmanszaak

een·mans·zaak <eenmans|zaken> [emɑnsak] SUST. f


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski