neerlandés » alemán

drop·ping <dropping|s> [drɔpɪŋ] SUST. f

1. dropping (het werpen uit een vliegtuig):

Abwurf m

2. dropping (tocht):

hart·klop·ping <hartklopping|en> [hɑrtklɔpɪŋ] SUST. f

op·stop·ping <opstopping|en> [ɔpstɔpɪŋ] SUST. f

ver·stop·ping <verstopping|en> [vərstɔpɪŋ] SUST. f

1. verstopping (het verstopt zijn):

2. verstopping med. (obstipatie):

Stuhlverstopfung f espec.

3. verstopping (verkoudheid):

schep·ping <schepping|en> [sxɛpɪŋ] SUST. f

2. schepping (heelal):

over·kap·ping <overkapping|en> [ovərkɑpɪŋ] SUST. f

over·lap·ping SUST. f

overlapping → overlap

Véase también: overlap

over·lap <overlap|pen> [ovərlɑp] SUST. m

om·ko·ping <omkoping|en> [ɔmkopɪŋ] SUST. f

be·ris·ping <berisping|en> [bərɪspɪŋ] SUST. f

1. berisping (uiting van ongenoegen, afkeuring):

Tadel m
Rüge f

2. berisping (door een autoriteit):

ver·ko·ping <verkoping|en> [vərkopɪŋ] SUST. f

land·sca·ping [lɛntskepɪŋ] SUST. f geen pl.

ge·dro·pen V.

gedropen volt. deelw. van druipen

Véase también: druipen


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski