neerlandés » alemán

four·ne·ren <fourneerde, h. gefourneerd> [furnerə(n)] V. trans.

2. fourneren (verschaffen):

goot·steen <goot|stenen> [ɣotsten] SUST. m

hoek·steen <hoek|stenen> [huksten] SUST. m

1. hoeksteen (steen op een hoek):

nier·steen <nier|stenen> [nirsten] SUST. m

gal·steen <gal|stenen> [ɣɑlsten] SUST. m

kei·steen <kei|stenen> [kɛɪsten] SUST. m

lei·steen [lɛisten] SUST. nt of m geen pl.

druip·steen [drœypsten] SUST. nt of m geen pl.

mo·len·steen <molen|stenen> [molə(n)sten] SUST. m

toets·steen <toets|stenen> [tutsten] SUST. m

1. toetssteen (proefsteen m.b.t. metalen):

2. toetssteen fig.:


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski