neerlandés » alemán
Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: afgestudeerde , afgeleefd , afgepeigerd , afgevaardigde , bekeuren , afgetakeld , afgemeten , afgezaagd , afgelegen y/e afgetobd

af·ge·stu·deer·de <afgestudeerde|n> [ɑfxəstyderdə] SUST. m en f

af·ge·leefd [ɑfxəleft] ADJ.

1. afgeleefd (oud en zwak):

afgeleefd
altersschwach
afgeleefd form.
abgelebt

2. afgeleefd (versleten):

afgeleefd
verlebt
hij ziet er afgeleefd uit
er sieht verlebt aus

af·ge·pei·gerd [ɑfxəpɛiɣərt] ADJ.

af·ge·vaar·dig·de <afgevaardigde|n> [ɑfxəvardəɣdə] SUST. m en f

1. afgevaardigde (naar congres enz.):

afgevaardigde
Delegierte(r) f(m)
afgevaardigde
Deputierte(r) f(m)

2. afgevaardigde (in parlement):

afgevaardigde
Abgeordnete(r) f(m)
het Huis van Afgevaardigden
das Abgeordnetenhaus

af·ge·tobd [ɑfxətɔpt] ADJ. (van zorgen)

af·ge·le·gen [ɑfxəleɣə(n)] ADJ.

af·ge·zaagd <afgezaagde, afgezaagder, afgezaagdst> [ɑfxəzaxt] ADJ.

af·ge·me·ten [ɑfxəmetə(n)] ADJ.

1. afgemeten (in de juiste maat afgepast):

afgemeten
abgemessen

2. afgemeten (stijf; voorzichtig):

afgemeten
gemessen

af·ge·ta·keld [ɑfxətakəlt] ADJ.

be·keu·ren <bekeurde, h. bekeurd> [bəkørə(n)] V. trans. (als politieagent)

Consultar el diccionario

neerlandés

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Consultar los diccionarios
Los más populares