Traducciones de „Gequengel“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

ben·gel <bengel|s> [bɛŋəl] SUST. m

bengel

Bengel m

bengel

Schlingel m

en·gel <engel|en> [ɛŋəl] SUST. m

engel

Engel m

als een engel uit de hemel komen fig.

als rettender Engel kommen

de engel der duisternis

der Engel der Finsternis

zijn goede engel

sein guter Engel

engelen van kinderen

wahre Engelchen pl.

hen·gel <hengel|s> [hɛŋəl] SUST. m

hengel

Angel f

ten·gel <tengel|s> [tɛŋəl] SUST. m

tengel

Klaue f

tengel

Pfote f

sten·gel <stengel|s> [stɛŋəl] SUST. m

1. stengel:

stengel (deel van een plant)

Stängel m

stengel (deel van een plant)

Stiel m

stengel (gras, koren)

Halm m

2. stengel (koekje):

stengel

Stange f

zoute stengels

Salzstangen pl.

zwen·gel <zwengel|s> [zwɛŋəl] SUST. m

zwengel (op en neer)

Schwengel m

zwengel (in 't rond)

Kurbel f

aarts·en·gel <aartsengel|en> [artsɛŋəl] SUST. m

aartsengel

Erzengel m

fre·quen·tie <frequentie|s> [frekwɛnsi] SUST. f

frequentie

Frequenz f

de frequentie van de hartslag

die Herzfrequenz

relatieve frequentie

relative Frequenz

zie·ken·geld [zikə(n)ɣɛlt] SUST. nt geen pl.

ziekengeld

Krankengeld nt