Traducciones de „zurückerwarten“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

zu·ˈrück·er·hal·ten V. trans. irreg. elev.

zurückerhalten

terugkrijgen

zurückerhalten

terugbekomen

zu·ˈrück·er·stat·ten V. trans.

zurückerstatten

terugbetalen

zurückerstatten

vergoeden

zu·ˈrück·hal·ten² V. trans. irreg.

1. zurückhalten (nicht herausgeben):

zurückhalten

achterhouden

zurückhalten

terughouden

zurückhalten

niet teruggeven

seine Gefühle zurückhalten fig.

zijn gevoelens onderdrukken

2. zurückhalten (abhalten):

zurückhalten

tegenhouden

zurückhalten

weerhouden

jdn von einem Fehler zurückhalten fig.

iem voor een fout behoeden

zu·ˈrück·tre·ten V. intr. irreg.

1. zurücktreten (nach hinten treten):

zurücktreten

terugtreden

zurücktreten

achteruit stappen

zurücktreten

wijken

hinter jdm zurücktreten fig.

in iems schaduw komen te staan

vor jdm zurücktreten

voor iem uit de weg gaan

zurücktreten, bitte!

achteruit!

2. zurücktreten (seinen Rücktritt erklären):

zurücktreten

aftreden

zurücktreten

afzien van

von einem Amt zurücktreten

een ambt neerleggen

von einem Amt zurücktreten

ontslag nemen

3. zurücktreten (sinken):

zurücktreten

minder worden

das Hochwasser trat zurück

het hoogwater trad terug [o. begon te zakken]

4. zurücktreten (zurücktreten):

zurücktreten

terugschoppen

zurücktreten

zurückstoßen

zurücktreten

terugtrappen

zu·ˈrück·be·hal·ten V. trans. irreg.

1. zurückbehalten (vorläufig einbehalten):

zurückbehalten

terughouden

zurückbehalten

achterhouden

2. zurückbehalten (behalten):

zurückbehalten

overhouden

von dem Unfall einen steifen Arm zurückbehalten

aan het ongeluk een stijve arm overhouden

zu·ˈrück·schal·ten V. intr.

zurückschalten

terugschakelen

zurückschalten TEL.

weer overschakelen

den Gang zurückschalten AUTO. TRÁF.

naar een lagere versnelling terugschakelen

nach München/ins Studio zurückschalten TV

weer naar München/naar de studio overschakelen

zu·ˈrück·er·obern V. trans.

zurückerobern POL., MILIT.

heroveren

er·ˈwar·ten [-ˈvartn̩] V. trans.

1. erwarten (auf etw warten):

erwarten

wachten op

2. erwarten (voraussetzen):

erwarten

verwachten

3. erwarten (mit etw rechnen):

erwarten

verwachten

erwarten

voorzien

erwarten

rekenen op

von ihm ist noch viel zu erwarten

van hem valt nog veel te verwachten

zu·ˈrück·hal·tend [ ͜tsuˈrʏkhaltn̩t] ADJ.

zurückhaltend (reserviert)

terughoudend

zurückhaltend (vorsichtig)

afwachtend

mit Lob zurückhaltend sein

karig [o. niet scheutig] zijn met loftuitingen

Ejemplos monolingües (no verificados por la redacción de PONS)

alemán

Desgleichen werden die Störche aus ihren südlichen Winterquartieren zurückerwartet.

de.wikipedia.org

Man vertröstete sie immer wieder auf die Rückkehr des Emirs, den man in einem Monat zurückerwartete.

de.wikipedia.org

Die Einsender hielten ihr Anliegen für so einfach, dass sie den Plan binnen eines Monats zurückerwarteten.

de.wikipedia.org