Traducciones de „verschaltend“ en el diccionario alemán » neerlandés

ver·ˈscha·len [fɛɐ̯ˈʃaːlən] V. trans.

1. verschalen:

verschalen

betimmeren

verschalen

beschieten

2. verschalen:

verschalen

bekisten

ver·ˈschaf·fen V. trans. irreg.

verschaffen (beschaffen)

verschaffen

verschaffen (vermitteln)

bezorgen

verschaffen (vermitteln)

zorgen voor

was verschafft mir die Ehre?

wat verschaft mij de eer?

sich dat. Geltung verschaffen

zich doen gelden

sich dat. Respekt verschaffen

respect afdwingen

ver·ˈschan·zen¹ V. trans. MILIT.

verschanzen (verstecken)

verschansen

ver·ˈschar·ren V. trans.

verscharren

in [o. onder] de grond stoppen

verscharren

begraven

ver·ˈschüt·ten V. trans.

1. verschütten (danebenschütten):

verschütten

morsen

verschütten

ernaast gieten

2. verschütten (unter etw begraben):

verschütten

bedelven

verschütten

bedekken

verschütten

overdekken

3. verschütten (zuschütten):

verschütten

dichtgooien

verschütten

dempen

es bei jdm verschüttet haben regio.

het bij iem verkorven hebben

zu·ˈrück·hal·tend [ ͜tsuˈrʏkhaltn̩t] ADJ.

zurückhaltend (reserviert)

terughoudend

zurückhaltend (vorsichtig)

afwachtend

mit Lob zurückhaltend sein

karig [o. niet scheutig] zijn met loftuitingen

ver·ˈschach·telt [fɛɐ̯ˈʃaxtl̩t] ADJ.

1. verschachtelt (konstruiert):

verschachtelt

in elkaar geschoven

ein kunstvoll verschachtelter Satz

een kunstig geconstrueerde zin [o. periode]

2. verschachtelt fig. (kompliziert):

verschachtelt

gecompliceerd

ver·ˈscha·chern [fɛɐ̯ˈʃaçɐn] V. trans. coloq.

verschachern

versjacheren

ver·ˈschan·deln [-ˈʃandl̩n] V. trans. coloq.

verschandeln (verunstalten)

ontsieren

verschandeln (ruinieren)

mismaken

ver·ˈschär·fen¹ V. trans. (rigoroser machen)

verschärfen

verscherpen

verschärfen

verhogen

verschärfen

versterken

das Tempo verschärfen

het tempo versnellen [o. verhogen]

ver·ˈschät·zen¹ V. trans.

verschätzen

verkeerd schatten [o. taxeren]

ver·ˈschau·keln V. trans. coloq.

verschaukeln

beetnemen

ˈschal·ten² [ˈʃaltn̩] V. trans.

1. schalten AUTO. TRÁF.:

schalten

schakelen

schalten

zetten

den Motor in den Leerlauf schalten

de motor in zijn vrij zetten

2. schalten (einstellen):

schalten

inlassen

schalten

invoegen

schalten

tussenschuiven

ˈan·hal·tend [ˈanhaltn̩t] ADJ.

anhaltend

aanhoudend

anhaltend

voortdurend

anhaltend

permanent

anhaltende Nachfrage

aanhoudende vraag

un·ter·ˈhal·tend [ʊntɐˈhaltn̩t] ADJ.

unterhaltend → unterhaltsam

Véase también: unterhaltsam

un·ter·ˈhalt·sam [ʊntɐˈhaltzaːm] ADJ.

unterhaltsam

onderhoudend

unterhaltsam

amusant

unterhaltsam

vermakelijk

ver·ˈschämt [fɛɐ̯ˈʃɛːmt] ADJ.

1. verschämt:

verschämt

beschaamd

2. verschämt:

verschämt

bedeesd

verschämt

schuchter

ver·ˈschwen·den [fɛɐ̯ˈʃvɛndn̩] V. trans.

verschwenden

verkwisten

verschwenden

verspillen

verschwenden

verdoen

keinen Blick an jdn verschwenden

iem geen blik waardig keuren