Traducciones de „verknipsen“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ver·ˈknif·fen [fɛɐ̯ˈknɪfn̩] ADJ. pey. fig.

verkniffen

hard

verkniffen

afwijzend

ver·ˈknüp·fen² [fɛɐ̯ˈknʏ͜pfn̩] V. v. refl. (verbunden sein mit)

verknüpfen

gepaard gaan

verknüpfen

verbonden [o. verweven] zijn

ver·ˈknit·tern V. trans.

verknittern

verkreukelen

verknittern

verfrommelen

ver·ˈknack·sen [fɛɐ̯ˈknaksn̩] V. trans. coloq.

verknacksen

verstuiken

verknacksen

verzwikken

ˈan·knip·sen V. trans. coloq.

anknipsen

aansteken

anknipsen

aandoen

ˈaus·knip·sen V. trans.

1. ausknipsen coloq. (ausmachen, ausdrehen):

ausknipsen

uitknippen

ausknipsen

uitdoen

ausknipsen

uitdraaien

2. ausknipsen (ausdrücken):

ausknipsen

uitduwen

ver·ˈkno·ten¹ [fɛɐ̯ˈknoːtn̩] V. trans.

verknoten

een knoop leggen (in)

verknoten

met een knoop vastmaken

ver·ˈknal·len¹ [fɛɐ̯ˈknalən] V. trans. coloq. (verliebt sein)

verknallen

verschieten

verknallen

verpaffen

in jdn verknallt sein coloq.

smoorverliefd op iem zijn

ver·ˈknei·fen¹ [fɛɐ̯ˈkn͜aifn̩] V. trans. irreg. coloq.

verkneifen

samenknijpen

verkneifen

samenpersen

ver·ˈkna·cken [fɛɐ̯ˈknakn̩] V. trans.

1. verknacken coloq. (jmd an der Nase herumführen):

verknacken

bij de neus nemen

2. verknacken coloq. (verurteilen):

verknacken

veroordelen

verknacken

straffen

ver·ˈkork·sen [fɛɐ̯ˈkɔrksn̩] V. trans. coloq.

verkorksen

verknoeien

verkorksen

verprutsen

ˈknip·sen [ˈknɪpsn̩] V. trans.

1. knipsen coloq. (durch Lochen entwerten, ein knippsendes Geräusch machen):

knipsen

knippen

2. knipsen (z. B. von einer Lampe):

knipsen

aanknippen of uitknippen

3. knipsen coloq. (fotografieren):

knipsen

kieken

knipsen

een kiekje nemen

ˈschnip·sen [ˈ-psn̩] V. intr.

schnipsen → schnippen

Véase también: schnippen

ˈschnip·pen [ˈʃnɪpn̩] V. intr. (mit den Fingern schnalzen)

schnippen

knippen

schnippen

een knippend geluid maken

ver·ˈkal·ken [fɛɐ̯ˈkalkn̩] V. intr.

1. verkalken (Kalk einlagern):

verkalken

verkalken

verkalken

kalk(achtig) worden

2. verkalken coloq. fig. (senil werden):

verkalken

aftakelen

3. verkalken MED.:

verkalken

door kalkafzetting onbruikbaar worden