Traducciones de „solidariseren“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

so·li·da·ri·ˈsie·ren² [zolidariˈziːrən] V. v. refl.

solidarisieren

zich solidair verklaren

so·li·ˈda·risch [zoliˈdaːrɪʃ] ADJ.

solidarisch

solidair

solidarisch

saamhorig

solidarisch

eensgezind

solidarisch haften DER.

hoofdelijk aansprakelijk zijn

po·la·ri·ˈsie·ren¹ [polariˈziːrən] V. trans.

polarisieren FÍS., QUÍM.

polariseren

pro·le·ta·ri·ˈsie·ren [proletariˈziːrən] V. trans. elev.

proletarisieren

proletariseren

po·pu·la·ri·ˈsie·ren [populariˈziːrən] V. trans. elev.

popularisieren

populariseren

de·mi·li·ta·ri·ˈsie·ren [demilitariˈziːrən] V. trans.

demilitarisieren

demilitariseren

va·li·ˈdie·ren [valiˈdiːrən] V. trans. elev.

validieren

de waarde [o. het belang] bepalen

kol·li·ˈdie·ren [kɔliˈdiːrən] V. intr.

1. kollidieren (Zusammenstoß, zusammenstoßen):

kollidieren

botsen

kollidieren

in aanvaring [o. botsing] komen met

2. kollidieren fig. elev. (unvereinbar sein mit etw):

kollidieren

in strijd zijn

kollidieren

collideren

kollidierende Interessen

tegenstrijdige belangen

mit dem Gesetz kollidieren

in conflict komen met de wet

die beiden Vorlesungen kollidieren miteinander

de twee colleges vallen samen

ent·mi·li·ta·ri·ˈsie·ren [-ˈziːrən] V. trans.

entmilitarisieren

demilitariseren

de·po·la·ri·ˈsie·ren [depolariˈziːrən] V. trans. FÍS.

depolarisieren

depolariseren

So·li·da·ri·ˈtät <Solidarität> [zolidariˈtɛːt] SUST. f kein pl.

Solidarität

solidariteit

Solidarität üben

solidair zijn

kon·so·li·ˈdie·ren¹ [kɔnzoliˈdiːrən] V. trans.

1. konsolidieren elev.:

konsolidieren

(con)solideren

konsolidieren

verstevigen

konsolidieren

beveiligen

2. konsolidieren ECON. (von Schulden):

konsolidieren

consolideren

iso·ˈlie·ren [-ˈliːrən] V. trans.

1. isolieren coloq. (sich absondern):

isolieren

afzonderen

2. isolieren TÉC.:

isolieren

isoleren

po·ˈlie·ren [poˈliːrən] V. trans.

1. polieren coloq. (malträtieren):

polieren

polijsten

polieren

poleren

polieren

bruineren

seinen Stil polieren fig.

zijn stijl polijsten

2. polieren (glänzend reiben):

polieren

(glimmend) poetsen [o. wrijven]