Traducciones de „schuiten“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈschuf·ten [ˈʃʊftn̩] V. intr. coloq.

schuften

hard werken

schuften

zwoegen

schuften

ploeteren

schuften

zich afsloven

ˈschrei·ten <schritt, geschritten> [ˈʃr͜aitn̩] V. intr.

1. schreiten elev. (gehen):

schreiten

schrijden

schreiten

stappen

schreiten

(waardig) lopen

2. schreiten fig. (in Angriff nehmen):

schreiten

overgaan

zur Tat schreiten

tot daden [o. actie] overgaan

zur Tat schreiten

aan de slag gaan

zur Tat schreiten

de daad bij het woord voegen

ˈschüt·ten¹ [ˈʃʏtn̩] V. trans.

1. schütten (kippen):

schütten

storten

schütten

doen

schütten

gooien

2. schütten (gießen):

schütten

gieten

ˈschub·sen [ˈʃʊpsn̩] V. trans. coloq.

schubsen

(aan)stoten

schubsen

duwen

schubsen

stompen

ˈschul·den [ˈʃʊldn̩] V. trans.

schulden

schuldig [o. verschuldigd] zijn

ˈschup·pen¹ [ˈʃʊpn̩] V. trans. GASTR.

schuppen

(af)schubben

ˈschup·sen [ˈʃʊpsn̩] V. intr. al. s.

schupsen → schubsen

Véase también: schubsen

ˈschub·sen [ˈʃʊpsn̩] V. trans. coloq.

schubsen

(aan)stoten

schubsen

duwen

schubsen

stompen

ˈschür·fen¹ [ˈʃʏrfn̩] V. intr.

1. schürfen (schleifen):

schürfen

schrapen

schürfen

knarsen

2. schürfen MIN.:

schürfen

exploratiewerkzaamheden verrichten

schürfen

graven

schürfen

boren

schürfen

zoeken (naar delfstoffen)

3. schürfen fig. (forschen):

schürfen

diepgaand onderzoek doen

schürfen

boren

schürfen

graven

ˈschür·zen [ˈʃʏr͜tsn̩] V. trans.

1. schürzen (Rock):

schürzen

opnemen

schürzen

opschorten

2. schürzen (Lippen):

schürzen

optrekken

3. schürzen elev.:

schürzen

knopen

schürzen

strikken

schürzen

leggen

einen Knoten schürzen elev.

een knoop leggen

den Knoten eines Dramas schürzen elev.

de intrige van een drama opzetten

ˈSchub·kas·ten SUST. m

Schubkasten → Schubfach

Véase también: Schubfach

ˈSchub·fach SUST. nt

Schubfach

(schuif)la(de)

ˈSchul·lei·ter(in) SUST. m(f)

Schulleiter(in)

schoolhoofd nt

Schulleiter(in)

directeur(directrice) m (f)

Schulleiter(in)

rector(rectrix) m (f)