Traducciones de „pleisterkalk“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈKleis·ter <Kleisters> [ˈkl͜aistɐ] SUST. m kein pl.

1. Kleister:

Kleister

stijfselpap

Kleister

plaksel nt

2. Kleister coloq. fig.:

Kleister

kleverig goedje nt

ˈkleis·tern [ˈkl͜aistɐn] V. trans.

kleistern

stijfselen

kleistern

met stijfselpap insmeren

kleistern

plakken

jdm eine kleistern coloq.

iem een draai om de oren geven

ˈbit·ter·kalt ADJ.

bitterkalt

bitter koud

ˈMeis·ter·werk SUST. nt

1. Meisterwerk ARTE:

Meisterwerk

meesterwerk nt

2. Meisterwerk (hervorragende Arbeit):

Meisterwerk

meesterlijk staaltje nt

Meisterwerk

meesterstukje

Re·ˈgis·ter·kar·te SUST. f

1. Registerkarte:

Registerkarte

tabblad

Registerkarte

tabkaart

2. Registerkarte INFORM.:

Registerkarte

tabblad

ˈplei·te·ge·hen V. intr. irreg. coloq.

pleitegehen

failliet/bankroet gaan

ˈmeis·tern [ˈm͜aistɐn] V. trans.

meistern

bedwingen

meistern

de baas worden

meistern

onder de knie krijgen

meistern

beheersen

ein Werkzeug meistern

met een werktuig goed kunnen omgaan [o. overweg kunnen]

ˈgeis·tern [ˈg͜aistɐn] V. intr.

geistern (spuken)

spoken ook fig.

geistern (herumgehen)

rondwaren

geistern (herumgehen)

rondspoken