Traducciones de „gleichachten“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈgleich·ma·chen V. trans.

1. gleichmachen:

gleichmachen

gelijkmaken

2. gleichmachen fig.:

gleichmachen

nivelleren

ˈgleich·schal·ten¹ V. trans.

1. gleichschalten TÉC.:

gleichschalten

gelijkschakelen

2. gleichschalten POL.:

gleichschalten

gelijkschakelen

ˈGleich·rich·ter SUST. m TÉC.

Gleichrichter

gelijkrichter

ˈgleich·lau·tend, ˈgleich lau·tend ADJ.

gleichlautend

gelijkluidend

gleichlautend

eensluidend

ˈgleich·ar·tig ADJ.

gleichartig

gelijksoortig

gleichartig

van gelijke aard

gleichartig

gelijkaardig

ˈgleich·tun V. trans. irreg. (imitieren, gleichkommen)

es jdm gleichtun

het iem nadoen

es jdm gleichtun

iem evenaren

ˈglei·chen <glich, geglichen> [ˈgl͜aiçn̩] V. intr.

gleichen

lijken op

gleichen

veel weg hebben van

jdm an Gestalt gleichen

wat zijn figuur [o. postuur] betreft op iem lijken

jdm an Gestalt gleichen

qua figuur [o. postuur] op iem lijken

jdm im Aussehen gleichen

(qua) uiterlijk op iem lijken

ich gleiche meiner Mutter

ik lijk op [o. heb veel weg van] mijn moeder

Gleich·ma·che·ˈrei <Gleichmacherei> [gl͜aiçmaxəˈr͜ai ] SUST. f kein pl. pey.

Gleichmacherei

nivellering(smanie)

ˈgleich·be·deu·tend ADJ.

gleichbedeutend

met dezelfde betekenis

gleichbedeutend

synoniem

gleichbedeutend sein mit etw

hetzelfde [o. zoveel] betekenen als iets

gleichbedeutend sein mit etw

gelijkstaan met iets

gleich·auf [gl͜aiçˈʔ͜auf, ˈgl͜aiçˈʔ͜auf] ADV. DEP.

gleichauf

gelijk op

gleichauf liegen

gelijkstaan

gleichauf liegen

gelijk liggen

gleich·ˈwie CONJ. elev.

gleichwie

zoals

gleichwie

(even)als