Traducciones de „einpennen“ en el diccionario alemán » neerlandés

ˈein·ren·nen V. trans.

1. einrennen (hinein rennen):

einrennen

(komen) binnenrennen

jdm die Tür [o. die Bude] einrennen coloq. fig.

bij iem de deur platlopen

2. einrennen (zerstören):

einrennen

stuk [o. kapot] rennen

ˈein·pen·deln V. v. refl.

einpendeln

een evenwicht vinden

einpendeln

zich stabiliseren

ˈein·span·nen V. trans.

1. einspannen (in etw spannen):

einspannen

spannen [o. zetten] in

einen Bogen in die Schreibmaschine einspannen

een vel papier in de schrijfmachine doen

2. einspannen (Pferde):

einspannen

inspannen

einspannen

voorspannen

einspannen

voor de wagen spannen

3. einspannen coloq. (zu einer Arbeit heranziehen):

einspannen

aan het werk zetten

ˈein·pla·nen V. trans.

einplanen

inplannen

einplanen

in het plan [o. de planning] opnemen

er·ˈnen·nen [-ˈnɛnən] V. trans.

ernennen

benoemen