Traducciones de „bereisd“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

be·ˈrei·sen V. trans.

bereisen

bereizen

bereisen

reizen door

be·ˈreit [bəˈr͜ait] ADJ.

1. bereit (willens):

bereit

bereid

ich fand mich bereit, ihm zu helfen

ik was bereid om hem te helpen

2. bereit (fertig):

bereit

klaar

bereit

gereed

be·ˈreits [bəˈr͜ai ͜ts ] ADV.

bereits

reeds

bereits

al

Be·ˈreich <Bereich(e)s, Bereiche> SUST. m [o. nt]

1. Bereich (Gebiet):

Bereich

gebied nt

2. Bereich (Sektor):

Bereich

sector

3. Bereich (Reichweite):

Bereich

bereik nt

im grünen Bereich sein/liegen

binnen de marges zijn/liggen

(es ist) alles im grünen Bereich coloq.

alles kits

das liegt im Bereich der Möglichkeiten

dat behoort tot de mogelijkheden

4. Bereich (Ressort):

Bereich

ressort nt

Bereich

domein nt

5. Bereich (Anwendungsbereich):

Bereich

toepassingsgebied

be·ˈredt [bəˈreːt] ADJ.

1. beredt elev. (wortgewandt):

beredt

(wel)bespraakt

beredt

welsprekend

2. beredt elev. (vielsagend):

beredt

veelbetekenend

beredt

veelzeggend

be·ˈre·den¹ V. trans.

1. bereden (besprechen):

bereden

bespreken

bereden

bepraten

2. bereden (überreden):

bereden

overhalen

bereden

overreden

3. bereden (tratschen):

bereden

kletsen over

be·ˈreu·en V. trans.

bereuen

spijt hebben van

bereuen

berouwen

bereuen

berouw hebben over

ˈber·gig [ˈbɛrgɪç] ADJ.

bergig

bergachtig

Be·ˈweis <Beweises, Beweise> [bəˈv͜ais] SUST. m

Beweis

bewijs nt

Beweis

blijk

den Beweis antreten [o. beibringen ] [o. erbringen ] [o. führen ]

het bewijs leveren [o. aanvoeren]

Beweis erheben DER.

bewijsmateriaal verzamelen

unter der Last der Beweise

onder de druk van de bewijzen

etw unter Beweis stellen

iets bewijzen