Traducciones de „ausmarschieren“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ˈauf·mar·schie·ren V. intr. coloq.

aufmarschieren MILIT. (heranmarschieren)

opmarcheren

aufmarschieren MILIT. (heranmarschieren)

oprukken

aufmarschieren fig. (in Stellung gehen)

aanrukken

ˈab·mar·schie·ren¹ V. intr.

abmarschieren

afmarcheren

abmarschieren

wegmarcheren

abmarschieren

wegtrekken

mar·ˈschie·ren [marˈʃiːrən] V. intr.

1. marschieren MILIT. (zu Fuß gehen):

marschieren

marcheren

marschieren

oprukken

in den Krieg marschieren

ten strijde trekken

2. marschieren coloq. (in eine Richtung gehen):

marschieren

marcheren

marschieren

lopen

marschieren

vorderen

die Sache marschiert coloq.

de zaak vordert

ˈein·mar·schie·ren V. intr. (in etw marschieren)

einmarschieren

(marcherend) binnenrukken [o. binnentrekken]

in ein Stadion einmarschieren

een stadion binnenmarcheren