Traducciones de „vorderen“ en el diccionario neerlandés » alemán

vor·de·ren¹ <vorderde, i. gevorderd> [vɔrdərə(n)] V. intr. (verderkomen)

vorderen

vorankommen

vorderen

vorwärtskommen

vorderen

vorangehen

vorderen

Fortschritte machen

op gevorderde leeftijd

im vorgeschrittenen Alter

met zijn werk vorderen

mit seiner Arbeit vorwärtskommen

vor·de·ren² <vorderde, h. gevorderd> [vɔrdərə(n)] V. trans.

1. vorderen:

vorderen (eisen)

fordern

vorderen (met nadruk)

verlangen

vorderen (een straf) jur.

beantragen

rekenschap vorderen

Rechenschaft fordern

2. vorderen:

vorderen (opeisen)

einziehen

vorderen (in beslag nemen)

beschlagnahmen

Ejemplos de uso para vorderen

rekenschap vorderen

Rechenschaft fordern

recht vorderen

sein Recht fordern

met zijn werk vorderen

mit seiner Arbeit vorwärtskommen