Traducciones de „vestigings“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

ves·ti·ging <vestiging|en> [vɛstəɣɪŋ] SUST. f

1. vestiging (het vestigen):

vestiging

Gründung f

vestiging

Errichtung f

de plaats van vestiging (persoon)

der Wohnsitz

de plaats van vestiging (bedrijf enz.)

der Standort

2. vestiging:

vestiging (filiaal, bedrijf)

Niederlassung f

vestiging (filiaal)

Filiale f

3. vestiging (nederzetting):

vestiging

Siedlung f

vestiging

Ansiedlung f

recht op vrije vestiging

das Recht auf Niederlassungsfreiheit [o. auf freie Niederlassung]

be·ves·ti·ging <bevestiging|en> [bəvɛstəɣɪŋ] SUST. f

1. bevestiging (vastmaking):

bevestiging

Befestigung f

2. bevestiging:

bevestiging (tegenover ontkenning)

Bestätigung f

bevestiging (schriftelijk)

Bescheinigung f

ves·ti·gen <vestigde, h. gevestigd> [vɛstəɣə(n)] V. trans.

1. vestigen (richten):

vestigen

lenken

vestigen

richten

de aandacht vestigen op

die Aufmerksamkeit lenken auf +acus.

zijn hoop op iem vestigen

seine Hoffnung auf jdn setzen

2. vestigen (stichten):

vestigen

gründen

vestigen

errichten

een record vestigen

einen Rekord aufstellen

deze zaak is in 1860 gevestigd

dieses Geschäft ist (im Jahre) 1860 gegründet worden

3. vestigen (neerzetten):

vestigen

sich niederlassen

zich (als arts) vestigen

sich (als Arzt) niederlassen

de maatschappij is in A. gevestigd

die Gesellschaft hat ihren Sitz in A.

4. vestigen (ingang doen vinden):

vestigen

etablieren

vestigen

begründen

de gevestigde orde

die etablierte Ordnung

ves·ting <vesting|en> [vɛstɪŋ] SUST. f

vesting

Festung f

ves·ti·gings·plaats <vestigingsplaats|en> [vɛstəɣɪŋsplats] SUST. f

vestigingsplaats

Standort m

vestigingsplaats

Sitz m