Traducciones de „meins“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

mens¹ <mens|en> [mɛns] SUST. m

1. mens (redelijk wezen):

mens

Mensch m

geen mens

kein Mensch

de grote mensen

die Erwachsenen pl.

de verklaring van de rechten van de mens

die Menschenrechtserklärung

de mens wikt, God beschikt provb.

der Mensch denkt, Gott lenkt

de mens leeft niet van brood alleen provb.

der Mensch lebt nicht vom Brot allein

een mens zijn lust (zin) is een mens zijn leven provb.

des Menschen Wille ist sein Himmelreich

2. mens (personen) pl.:

mens

Menschen pl.

mens

Leute pl.

onder de mensen komen

unter (die) Leute gehen

mensen verwachten

Besuch erwarten

3. mens (medewerkers) pl.:

mens

Leute pl.

daar heeft zij haar mensen voor

dafür hat sie ihre Leute

4. mens (type):

mens

Mensch m

ik ben geen mens om …

ich bin nicht jemand, der …

5. mens (makkers) pl.:

mens

Leute pl.

beste mensen

liebe Leute

Ro·meins [romɛins] ADJ.

1. Romeins (van Rome, de Romeinen):

Romeins

römisch

Romeins

Römer-

2. Romeins (rooms-katholiek):

Romeins

römisch

Romeins

römisch-katholisch

me·nens [menəns] ADJ.

het is (hem) menens

es ist (sein) Ernst

me·ning <mening|en> [menɪŋ] SUST. f

mening

Meinung f

mening

Ansicht f

mening

Anschauung f

zijn mening geven

seine Meinung sagen

zijn mening ventileren

seiner Meinung Luft machen

in de mening verkeren dat ...

irrigerweise annehmen, dass ...

ik kan uw mening niet delen

ich bin nicht Ihrer Meinung

naar mijn mening

meiner Meinung [o. Ansicht] nach

de openbare mening

die öffentliche Meinung

dezelfde mening toegedaan zijn

derselben Meinung sein

van mening zijn dat ...

der Meinung sein, dass ...

van mening veranderen

seine Meinung ändern

de meningen zijn verdeeld

die Meinungen sind geteilt

het verschil van mening

die Meinungsverschiedenheit

me·ting <meting|en> [metɪŋ] SUST. f

meting

Messung f

prins <prins|en> [prɪns] SUST. m

1. prins (koningszoon; prins-gemaal):

prins

Prinz m

de prins op het witte paard

der Traumprinz

2. prins fig. (vorst, eerste in een categorie):

prins

Fürst m

hij leeft er van als een prins

er lebt wie ein Fürst

de prins van de Nederlandse dichters

der Dichterfürst der Niederlande

van de prins geen kwaad weten

≈ unschuldig wie ein Lamm sein

mei [mɛi] SUST. m geen pl.

mei

Mai m

Véase también: januari

ja·nu·a·ri [jɑnywari] SUST. m geen pl.

januari

Januar m

(op) de 8e januari [o. (op) 8 januari]

am 8. Januar

begin/einde/half januari

Anfang/Ende/Mitte Januar

in januari

im Januar

per 1 januari

ab 1. Januar

per 1 januari

vom 1. Januar an

sinds januari

seit Januar

acht januari

der achte Januar

Amsterdam, 8 januari 2006

Amsterdam, den 8. Januar 2006

vandaag is het twee januari

heute ist der zweite Januar

men·sa <mensa|'s, mensae> [mɛnza] SUST. f

mensa

Mensa f

meid <meid|en> [mɛit] SUST. f

meid

Mädchen nt

meid

Mädel nt coloq.

meid (op boerderij)

Magd f

een vlotte meid

ein flottes Mädchen coloq.

mein·eed <mein|eden> [mɛinet] SUST. m

meineed

Meineid m

een meineed afleggen

einen Meineid leisten

ge·peins [ɣəpɛins] SUST. nt geen pl.

gepeins

Sinnen nt

gepeins

Nachdenken nt

hij zat in gepeins verzonken

gedankenversunken saß er da

mee·ting <meeting|s> [miːtɪŋ] SUST. f

meeting

Treffen nt

meeting

Meeting nt

mel·ding <melding|en> [mɛldɪŋ] SUST. f

1. melding (vermelding):

melding

Meldung f

melding

Bericht m

melding RADIO, TV

Durchsage f

de radio gaf een melding door

das Radio gab eine Meldung durch

melding maken van iets

etw erwähnen

2. melding (aanmelding):

melding

Anmeldung f

men·ging <menging|en> [mɛŋɪŋ] SUST. f

1. menging (handeling):

menging

Mengen nt

menging

Mischen nt

2. menging (resultaat):

menging

Gemisch nt

menging

Mischung f

mes·sing [mɛsɪŋ] SUST. nt geen pl. (metaal)

messing

Messing nt

messing en groef (planken)

Nut und Feder