Traducciones de „herbe“ en el diccionario neerlandés » alemán

her·berg <herberg|en> [hɛrbɛrx] SUST. f

1. herberg:

herberg (logement)

Gasthaus nt

herberg (op het platteland)

Gasthof m

herberg (op het platteland)

Wirtshaus nt

2. herberg (kroeg):

herberg

Gastwirtschaft f

her·der <herder|s> [hɛrdər] SUST. m

1. herder:

herder (hoeder)

Hirt m

herder (van schapen)

Schäfer m

als de herder dwaalt, dolen de schapen provb.

wie der Hirt, so die Herde

2. herder (hond):

herder

Schäferhund m

dat is een Duitse herder

das ist ein Deutscher Schäferhund

her·rie [hɛri] SUST. f geen pl.

1. herrie (lawaai):

herrie

Krach m

2. herrie (drukte):

herrie

Rummel m coloq.

wat is er een herrie op straat

was ist das für ein Rummel auf der Straße coloq.

herrie schoppen

Krawall machen coloq.

3. herrie (ruzie):

herrie

Krach m

heb·ben¹ <had, h. gehad> [hɛbə(n)] V. aux. (ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoord)

hebben

haben

gelachen dat we hebben

wir haben vielleicht gelacht

hij had gezwommen

er war geschwommen

hei·bei SUST. f

heibei → haaibaai

Véase también: haaibaai

haai·baai <haaibaai|en> [hajbaj] SUST. f

haaibaai

Beißzange f pey.

haaibaai

Drachen m argot pey.

hei·bel <heibel|s> [hɛibəl] SUST. m

1. heibel (herrie):

heibel

Radau m

2. heibel (onenigheid):

heibel

Krach m

he·ros <heroën> [herɔs] SUST. m

heros

Heros m

hertz [hɛrts] SUST. m geen pl.

hertz

Hertz nt

her [hɛr] ADJ.

1. her (hierheen):

her

her

her

hierher

her en der

hier und da

van hot naar her lopen

von Hinz zu Kunz gehen coloq. a. pey.

2. her (sedert):

her

seit +dat.

her

her

dit is al van jaren her de gewoonte

dies ist schon seit Jahren Brauch

alles stond her en der in het vertrek

alles stand im Raum herum

her·bouw [hɛrbɑu] SUST. m geen pl.

herbouw

Wiederaufbau m

herbouw

Wiedererrichtung f

su·per·be [sypɛrbə] ADJ.

superbe

superb

superbe

süperb form.

he·roï·ne [herowinə] SUST. f geen pl.

heroïne

Heroin nt

aan heroïne verslaafd

heroinsüchtig

her·sens [hɛrsəns] SUST. pl.

1. hersens (verstand):

hersens

Gehirn nt

hersens fig.

Kopf m

hersens fig.

Verstand m

zijn hersens afpijnigen

sich dat. das Gehirn zermartern

gebruik toch je hersens

gebrauche doch deinen Verstand

het lijkt wel of je geen hersens hebt

manchmal zweifle ich an deinem Verstand

hoe haal je het in je hersens!

du bist wohl nicht ganz bei Verstand!

de hersens laten werken

all seinen Verstand zusammennehmen

2. hersens fig. (schedel):

hersens

Schädel m

iem de hersens inslaan

jdm den Schädel einschlagen

her·stel [hɛrstɛl] SUST. nt geen pl.

1. herstel (het weer gezond worden):

herstel

Erholung f

herstel

Besserung f

herstel econ.

Gesundung f

het pond is weer in herstel econ.

das Pfund erholt sich wieder

er is weinig hoop op herstel

es gibt wenig Hoffnung auf Besserung

2. herstel (reparatie):

herstel

Instandsetzung f

herstel

Reparatur f

3. herstel (het weer instellen van wat verstoord is):

herstel

Wiederherstellung f

herstel van de vrede

Wiederherstellung des Friedens

4. herstel (vergoeding voor aangedaan leed of onrecht):

herstel

Wiedergutmachung f

herstel van schade betalen

Wiedergutmachung bezahlen

her·zien <herzag, h. herzien> [hɛrzin] V. trans.

1. herzien (nauwkeurig bekijken):

herzien

überarbeiten

dit boek is geheel herzien

dieses Buch ist völlig (neu) überarbeitet

een herziene uitgave

eine revidierte Ausgabe

2. herzien (na heroverweging wijzigen):

herzien

revidieren

herzien

ändern

een tekst grondig herzien

einen Text gründlich ändern

een wet herzien/een standpunt herzien

ein Gesetz/einen Standpunkt revidieren