alemán » neerlandés

Traducciones de „scheerde“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

Mostrar un resumen de todos los resultados

Be·ˈschwer·de: sustantivo
ˈschei·den: verbo transitivo
ˈscheu·ern: verbo transitivo
ˈSchaf·her·de: sustantivo
ˈVieh·her·de: sustantivo
ˈscheu·chen: verbo transitivo
Be·ˈgier·de: sustantivo
ˈMut·ter·er·de: sustantivo
ˈBlu·men·er·de: sustantivo
ˈWiss·be·gier
ˈScheu·che: sustantivo
ˈsche·ckig: adjetivo y adverbio
ˈschei·nen: verbo intransitivo
ˈschei·ßen: verbo intransitivo
ˈschel·len: verbo intransitivo
ˈschel·ten: verbo transitivo

Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: Beschwerde , scheuern , scheiden , Schafherde , scheuchen , Viehherde , schelten , schellen , scheißen , scheinen , scheckig , Scheuche , Wissbegierde , Blumenerde , Muttererde y/e Begierde

Be·ˈschwer·de¹ <Beschwerde, Beschwerden> [bəˈʃveːɐ̯də] SUST. f (Klage)

grief

bezwaar nt

Beschwerde einlegen [o. einreichen ]

Beschwerde einlegen [o. einreichen ]

protest [o. bezwaar] aantekenen

Beschwerde einlegen [o. einreichen ] DER.

verzet aantekenen [o. doen]

er führte Beschwerde über den Zustand

hij beklaagde zich over de toestand

ˈschei·den² <schied, geschieden> [ˈʃ͜aidn̩] V. trans. a. QUÍM.

scheiden (trennen)

ˈscheu·ern¹ [ˈʃ͜ɔyɐn] V. trans. (putzen)

eine gescheuert bekommen [o. kriegen ] coloq.

een oorveeg [o. een draai om zijn oren] krijgen

jdm eine scheuern coloq.

iem een oorveeg [o. klap] geven

jdm eine scheuern coloq.

iem een draai om zijn oren geven

ˈSchaf·her·de SUST. f

ˈVieh·her·de SUST. f

kudde vee nt

ˈscheu·chen [ˈʃ͜ɔyçn̩] V. trans. coloq.

scheuchen (fortjagen)

scheuchen (fortjagen)

scheuchen (treiben, hetzen)

(op)jagen

Be·ˈgier·de <Begierde, Begierden> [bəˈgiːɐ̯də] SUST. f

(heftig) verlangen nt

lust

ˈMut·ter·er·de SUST. f

ˈBlu·men·er·de SUST. f

ˈWiss·be·gier

Wissbegier [ˈvɪsbəgiːɐ̯də] SUST. f:

ˈScheu·che <Scheuche, Scheuchen> [ˈʃ͜ɔyçə] SUST. f

vogelverschrikker

ˈsche·ckig [ˈʃɛkɪç] ADJ.

bont

sich scheckig lachen coloq.

zich een aap [o. bult] [o. kriek] [o. ongeluk] lachen

ˈschei·nen <schien, geschienen> [ˈʃ͜ainən] V. intr.

1. scheinen (leuchten):

2. scheinen (blitzen, glänzen):

3. scheinen (den Anschein haben):

de schijn hebben

mir scheint (es) [o. will es scheinen], dass sie recht hat

het lijkt me dat zij gelijk heeft

es scheint so!

daar lijkt het op!

es scheint so!

het heeft er de [o. alle] schijn van!

wie mir scheint, hat es …

naar het mij voorkomt, heeft het …

wie mir scheint, hat es …

mij lijkt dat het heeft …

ˈschei·ßen <schiss, geschissen> [ˈʃ͜aisn̩] V. intr. vulg.

auf jdn/etw scheißen vulg. (verzichten können)

lak [o. maling] [o. schijt] aan iem/iets hebben

ich scheiß dir was! vulg.

je kunt me de pot op!

ˈschel·len [ˈʃɛlən] V. intr. regio.

es hat geschellt

de bel is gegaan

ˈschel·ten¹ <schilt, schalt, gescholten> [ˈʃɛltn̩] V. trans.

1. schelten elev.:

schelten (tadeln)

schelten (toben)

opspelen (tegen)

schelten (toben)

een standje geven

schelten (toben)

2. schelten elev. (beschimpfen):

jdn dumm schelten veraltet

iem voor dom uitmaken [o. verklaren]

Consultar el diccionario

alemán

Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski