Traducciones de „vaarboom“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

laad·boom <laad|bomen> [ladbom] SUST. m

laadboom

Ladebaum m

naald·boom <naald|bomen> [naldbom] SUST. m

naaldboom

Nadelbaum m

ba·by·boom <babyboom|s> [bebibuːm] SUST. m

babyboom

Babyboom m

babyboom zelden

Geburtenwelle f

mast·boom <mast|bomen> [mɑstbom] SUST. m

1. mastboom (den):

mastboom

Kiefer f

2. mastboom (paal):

mastboom

Mast m

mastboom

Mastbaum m

slag·boom <slag|bomen> [slɑɣbom] SUST. m

1. slagboom:

slagboom (draaibare boom)

Schranke f

slagboom (vooral aan de grens)

Schlagbaum m

een spoorwegovergang met slagbomen

ein beschrankter Bahnübergang

2. slagboom (hinderpaal):

slagboom

Barriere f

slagboom

Hindernis nt

slagboom

Sperre f

stam·boom <stam|bomen> [stɑmbom] SUST. m

stamboom

Stammbaum m

stamboom

Ahnentafel f form.

stamboom

Stammtafel f form.

de stamboom van het Huis van Oranje

die Ahnentafel des Hauses Oranien

een stamboom van zijn familie opmaken

einen Familienstammbaum zusammenstellen

palm·boom <palm|bomen> [pɑlmbom] SUST. m

1. palmboom (boom):

palmboom

Palme f

2. palmboom (heester):

palmboom

(Immergrüne(r)) Buchsbaum m

vaar·rou·te <vaarroute|s, vaarroute|n> [varutə] SUST. f

vaarroute

Kurs m

vaarroute

Fahrtroute f

spoor·boom <spoor|bomen> [sporbom] SUST. m

spoorboom

Bahnschranke f

spoorboom

Eisenbahnschranke f

spoorboom (verkort)

Schranke f

vlees·boom <vlees|bomen> [vlezbom] SUST. m med.

vleesboom

Muskeltumor m der Gebärmutter

vaar·geul <vaargeul|en> [varɣøl] SUST. f

vaargeul

Fahrrinne f

vaar·tuig <vaartuig|en> [vartœyx] SUST. nt

vaartuig

Fahrzeug nt

buks·boom <buksbomen> [bʏksbom] SUST. m

buksboom

Buchsbaum m

buksboom

Buchs m

loof·boom <loof|bomen> [lovbom] SUST. m

loofboom

Laubbaum m

pijn·boom <pijn|bomen> [pɛimbom] SUST. m

pijnboom

Kiefer f