Traducciones de „stapelen“ en el diccionario neerlandés » alemán

sta·pe·len <stapelde, h. gestapeld> [stapələ(n)] V. trans.

stapelen

stapeln

stapelen

schichten

stapelen fig.

häufen

zakken op elkaar stapelen

Säcke aufstapeln

hij stapelde de ene dwaasheid op de andere fig.

er machte eine Dummheit nach der anderen

Ejemplos de uso para stapelen

zakken op elkaar stapelen

Säcke aufstapeln