Traducciones de „onderduik“ en el diccionario neerlandés » alemán

on·der·dui·ken <dook onder, i. ondergedoken> [ɔndərdœykə(n)] V. intr.

onderduiken

untertauchen

on·der·dak [ɔndərdɑk] SUST. nt geen pl.

onderdak

Unterkunft f

on·der·uit [ɔndərœyt] ADV.

1. onderuit (onder vandaan):

onderuit

unten heraus

je jurk komt er onderuit

dein Kleid guckt unten raus

er niet onderuit kunnen fig.

nicht darum herumkommen

2. onderuit (omver):

onderuit

um-

onderuit

nieder-

onderuit liggen in een fauteuil

mit ausgestreckten Beinen in einem Sessel liegen

on·der·da·nig <onderdanige, onderdaniger, onderdanigst> [ɔndərdanəx] ADJ.

1. onderdanig (ondergeschikt):

onderdanig

untergeben

iem onderdanig zijn

jdm untertan sein

2. onderdanig (onderworpen):

onderdanig

untertänig

onderdanig

unterwürfig pey.

een onderdanige brief

ein unterwürfiger Brief

on·der·daan <onder|danen> [ɔndərdan] SUST. m

onderdaan

Untertan m

on·der·deel <onder|delen> [ɔndərdel] SUST. nt

onderdeel

Teil nt

onderdeel

Bestandteil m

onderdeel (reparaties)

Ersatzteil nt

onderdeel (machine)

Zubehörteil nt

onderdeel mil.

Einheit f

onderdeel (fractie)

Bruchteil m

on·der·door [ɔndərdor] ADV.

onderdoor

untendurch

onderdoor

unter +dat. hindurch

hij ging er onderdoor fig.

er ging daran zugrunde

hij liep er onderdoor

er lief darunter hindurch

on·der·doen¹ <deed onder, h. ondergedaan> [ɔndərdun] V. intr. (de mindere zijn)

onderdoen

unterlegen sein

voor iem onderdoen

jdm unterlegen sein

in bekwaamheid voor niemand onderdoen

an Tüchtigkeit niemandem nachstehen

on·der·ˈdruk·ken <onderdrukte, h. onderdrukt> [ɔndərdrʏkə(n)] V. trans.

1. onderdrukken:

onderdrukken (tiranniseren)

unterdrücken

onderdrukken (met geweld)

niederhalten

2. onderdrukken:

onderdrukken (bedwingen: opstand)

niederschlagen

onderdrukken (bedwingen: gevoelens)

unterdrücken

onderdrukken (bedwingen: discussies)

abwürgen

onderdrukken (bedwingen: epidemie)

eindämmen

een lach onderdrukken

ein Lachen unterdrücken

on·der·druk·ker <onderdrukker|s> [ɔndərdrʏkər] SUST. m

onderdrukker

Unterdrücker m

on·der·kin <onderkin|nen> [ɔndərkɪn] SUST. f

onderkin

Unterkinn nt

een dubbele onderkin

ein Doppelkinn

on·der·lip <onderlip|pen> [ɔndərlɪp] SUST. f

onderlip

Unterlippe f

on·der·rok <onderrok|ken> [ɔndərɔk] SUST. m

onderrok

Unterrock m