Traducciones de „erzeugende“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

ver·zor·gen·de <verzorgende|n> [vərzɔrɣəndə] SUST. f

verzorgende

Pflegehelfer m

verzorgende

Hilfspfleger m

on·deu·gend <ondeugende, ondeugender, ondeugendst> [ɔndøɣənt] ADJ.

1. ondeugend (brutaal, stout):

ondeugend

frech

ondeugend

ungezogen

2. ondeugend:

ondeugend (guitig)

schelmisch

ondeugend (guitig)

schalkhaft

ondeugend (guitig)

spitzbübisch

ondeugend (kleding)

frech

ondeugend (kleding)

kess

3. ondeugend (pikant):

ondeugend

pikant

ondeugend

frivol

roe·pen·de <roepende|n> [rupəndə] SUST. m

roepende

Rufer m

een roepende in de woestijn fig.

ein Rufer in der Wüste

werk·zoe·ken·de <werkzoekende|n> [wɛrksukəndə] SUST. m en f

werkzoekende

Arbeits(s)uchende(r) f(m)

bar·be·dien·de <barbediende|n, barbediende|s> [bɑrbədində] SUST. m

barbediende (man)

Barkellner m

barbediende (man)

Barmixer m

barbediende (vrouw)

Bardame f

barbediende (vrouw)

Barfrau f

be·tref·fen·de¹ [bətrɛfəndə] ADJ. atrbv.

betreffende

betreffend

betreffende

bezüglich

over·le·ven·de <overlevende|n> [ovərlevəndə] SUST. m en f

overlevende

Überlebende(r) f(m)

hel·der·zien·de <helderziende|n> [hɛldərzində] SUST. m

helderziende

Hellseher m

be·dien·de <bediende|n, bediende|s> [bədində] SUST. m en f

1. bediende (iem in ondergeschikte betrekking):

bediende

Angestellte(r) f(m)

de jongste bediende

der Lehrling

2. bediende (dienaar):

bediende

Diener m

3. bediende (beambte):

bediende

Amtsdiener m

bediende

Bedienstete(r) f(m)

zo·doen·de [zodundə] ADV. (dientengevolge)

zodoende

somit

zodoende

folglich

zodoende bespaart men kolen

so kann man Kohle sparen coloq.

ik was de weg kwijt, zodoende! (ben ik te laat)

ich hatte mich verlaufen/verfahren - daher die Verspätung

ge·du·ren·de [ɣədyrəndə] PREP.

gedurende

während +gen. +dat.

gedurende het hele jaar

das ganze Jahr über

gedurende mijn/zijn/haar/hun hele leven

zeitlebens

keur·ben·de SUST. f

keurbende → keurkorps

Véase también: keurkorps

keur·korps <keurkorps|en> [kørkɔrps] SUST. nt

keurkorps

Elitetruppe f

keurkorps

Kerntruppe f

on·be·ken·de¹ <onbekende|n> [ɔmbəkɛndə] SUST. m en f wisk.

onbekende

Unbekannte f

in·zit·ten·de <inzittende|n> [ɪnzɪtəndə] SUST. m

inzittende

Insasse m