Traducciones de „erbetene“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

ver·be·ten <verbeten, verbetener, verbetenst> [vərbetə(n)] ADJ.

1. verbeten (ingehouden):

verbeten

verhalten

met verbeten woede

mit verhaltener Wut

2. verbeten (fel):

verbeten

verbissen

verbeten

verkniffen

een verbeten strijd

ein erbitterter [o. verbissener] Kampf

ver·be·te·ren¹ <verbeterde, h. verbeterd> [vərbetərə(n)] V. trans.

1. verbeteren (beter maken):

verbeteren

(ver)bessern

2. verbeteren (herstellen):

verbeteren

ausbessern

verbeteren

wiederherstellen

mankementen verbeteren

Mängel ausbessern

3. verbeteren (corrigeren):

verbeteren

verbessern

verbeteren

korrigieren

opstellen verbeteren

Aufsätze verbessern

4. verbeteren (overtreffen):

verbeteren

verbessern

een record met één meter verbeteren

einen Rekord um einen Meter verbessern [o. übertreffen]

ver·be·te·ring <verbetering|en> [vərbetərɪŋ] SUST. f

verbetering

Verbesserung f

verbeteringen aanbrengen

Verbesserungen anbringen

dat is een hele verbetering

das ist eine beträchtliche Verbesserung

ver·sto·te·ne SUST. f

verstotene → verstoteling

Véase también: verstoteling

ver·sto·te·ling <verstoteling|en> [vərstotəlɪŋ] SUST. m

verstoteling

Ausgestoßene(r) m

verstoteling

Verstoßene(r) m

ver·be·ter·punt <verbeterpunt|en> SUST. nt

verbeterpunt

zu verbessernde(r) Aspekt m

her·be·wa·pe·nen <herbewapende, h. herbewapend> [hɛrbəwapənə(n)] V. trans.

herbewapenen

wieder bewaffnen

herbewapenen

wieder aufrüsten

eer·be·toon [erbəton] SUST. nt geen pl.

eerbetoon

Ehrerweisung f

eerbetoon

Ehrung f

eerbetoon mil.

Ehrenbezeigung f

in·ge·ze·te·ne <ingezetene|n> [ɪŋɣəzetənə] SUST. m en f

ingezetene

Alteingesessene(r) f(m)

ont·ke·te·nen <ontketende, h. ontketend> [ɔntketənə(n)] V. trans.

1. ontketenen (doen losbarsten):

ontketenen

entfesseln

ontketenen

entfachen form.

de oorlog ontketenen

den Krieg entfesseln [o. entfachen]

2. ontketenen (van zijn ketenen bevrijden):

ontketenen

von den Fesseln befreien

on·der·be·ta·len [ɔndərbətalə(n)] V. alleen inf.

onderbetalen

unterbezahlen

er·bar·men¹ [ɛrbɑrmə(n)] SUST. nt geen pl.

erbarmen

Erbarmen nt

erbarmen

Mitleid nt

met iem erbarmen hebben

mit jdm Erbarmen haben

vol erbarmen

voll Erbarmen

vol erbarmen

erbarmungsvoll

zonder erbarmen

erbarmungslos

be·trok·ke·ne <betrokkene|n> [bətrɔkənə] SUST. m en f

betrokkene

Beteiligte(r) f(m)

betrokkene

Betreffende(r) f(m)

betrokkene

Betroffene(r) f(m)

on·be·te·ke·nend [ɔmbətekənənt] ADJ.

onbetekenend

unbedeutend

een onbetekenend bedrag

ein unbedeutender [o. unerheblicher] Betrag

veel·be·te·ke·nend [velbətekənənt] ADJ.

veelbetekenend

bedeutungsvoll

veelbetekenend

bedeutsam

een veelbetekenend lachen

ein bedeutsames Lachen