Traducciones de „übler“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

but·ler <butler|s> [bʏtlər] SUST. m

butler

Butler m

he·ler <heler|s> [helər] SUST. m

heler

Hehler m

te·ler <teler|s> [telər] SUST. m

teler

Züchter m

pu·ber <puber|s> [pybər] SUST. m

puber

≈ pubertierende(r) Jugendliche(r) m

blub·ber [blʏbər] SUST. m geen pl.

blubber

Schlamm m

blubber

Matsch m coloq.

pu·bliek¹ [pyblik] SUST. nt geen pl.

publiek

Publikum nt

het grote publiek

die große Masse

veel publiek trekken

ein Publikumserfolg sein

toegankelijk voor (het) publiek

allgemein zugänglich

su·bliem <sublieme, subliemer, subliemst> [syblim] ADJ.

1. subliem:

subliem (verheven, groots)

erhaben

subliem (verheven, groots)

großartig

subliem (verfijnd)

sublim

2. subliem (fantastisch):

subliem

herrlich

subliem

ausgezeichnet

subliem

wunderbar

dou·ble <double|s> [dɑbəl] SUST. m

double

Double nt

boi·ler <boiler|s> [bɔjlər] SUST. m

boiler

Boiler m

boiler

Warmwasserspeicher m

dea·ler <dealer|s> [diːlər] SUST. m

1. dealer (handelaar):

dealer

Händler m

dealer

Vertragshändler m

2. dealer (drugs):

dealer

Dealer m

kei·ler <keiler|s> [kɛɪlər] SUST. m

keiler

Keiler m

kil·ler <killer|s> [kɪlər] SUST. m

killer

Killer m

killer

Mörder m

koe·ler <koeler|s> [kulər] SUST. m

1. koeler (toestel om te koelen):

koeler

Kühler m

koeler

Kühlung f

2. koeler (ijsemmer):

koeler

Kühler m

koeler

Eiskübel m

pij·ler <pijler|s> [pɛilər] SUST. m

pijler

Pfeiler m

pijler mijnw.

Streb m

spe·ler <speler|s> [spelər] SUST. m

1. speler (sportbeoefenaar):

speler

Spieler m

speler

Akteur m form.

2. speler (acteur, actrice):

speler

Schauspieler m

speler

Akteur m form.

3. speler (gezelschapsspel):

speler

Spieler m

speler

Mitspieler m

4. speler (gokker):

speler

Spieler m

speler

Glücksspieler m

5. speler (muzikant):

speler

Musikant m

tel·ler <teller|s> [tɛlər] SUST. m

1. teller wisk.:

teller

Zähler m

2. teller (persoon):

teller

Zähler m

3. teller (toestel, tikker):

teller

Zähler m

teller

Zählwerk nt

zei·ler <zeiler|s> [zɛilər] SUST. m

1. zeiler (persoon):

zeiler

Segler m

2. zeiler:

zeiler (schip)

Segelschiff nt

zeiler (schip)

Segelboot nt

zeiler (groot)

Segler m