Traducciones de „wiesenhang“ en el diccionario alemán » neerlandés

ˈwe·sen·haft [-haft] ADJ.

1. wesenhaft elev.:

wesenhaft

essentieel

wesenhaft

wezenlijk

2. wesenhaft elev.:

wesenhaft

werkelijk

wesenhaft

reëel

Zu·ˈsam·men·hang <Zusammenhang(e)s, Zusammenhänge> SUST. m (Verbindung)

Zusammenhang

samenhang

Zusammenhang

verband nt

aus dem Zusammenhang gerissen

uit z'n verband [o. de context] gerukt

in diesem Zusammenhang

in dit verband

in diesem Zusammenhang

in verband hiermee

ˈSinn·zu·sam·men·hang SUST. m

Sinnzusammenhang

context

Sinnzusammenhang

samenhang

ˈÜber·hang SUST. m

1. Überhang (Überschuss):

Überhang

teveel nt

Überhang

overschot nt

Überhang

surplus nt

2. Überhang (Bestand):

Überhang

het overhangende

Überhang

overhangende takken [o. vruchten]

3. Überhang (Vorsprung):

Überhang

uitsteeksel nt

4. Überhang (überhängende Felswand):

Überhang

overhangende rots

ˈSteil·hang SUST. m

Steilhang

steile helling