Traducciones de „schändet“ en el diccionario alemán » neerlandés

ˈschän·den [ˈʃɛndn̩] V. trans.

1. schänden (entweihen,beschädigen):

schänden

schenden

schänden

beschadigen

2. schänden veraltet:

schänden (verstümmeln)

verminken

schänden (vergewaltigen)

verkrachten

3. schänden (verächtlich machen):

schänden

onteren

zu·ˈschan·den, zu ˈSchan·den [ ͜tsuˈʃandn̩] ADV.

zuschanden

kapot

sich zuschanden [o. zu Schanden] arbeiten

zich doodwerken [o. kapotwerken]

ein Pferd zuschanden [o. zu Schanden] reiten

een paard afrijden [o. afjakkeren]

all seine Vorsätze wurden zuschanden [o. zu Schanden]

van al zijn voornemens kwam niets terecht

Ejemplos de uso para schändet

Armut schändet nicht provb.

armoede is geen schande

Arbeit schändet nicht provb., nach getaner Arbeit ist gut ruhn provb.

na gedane arbeid is het goed rusten