neerlandés » alemán
Los resultados a continuación se escriben de forma parecida: opkomst , opkomen , opkoper y/e opkopen

op·komst [ɔpkɔmst] SUST. f geen pl.

1. opkomst (zon, maan):

3. opkomst (toneel):

4. opkomst (gewas):

7. opkomst mil.:

op·ko·men <kwam op, i. opgekomen> [ɔpkomə(n)] V. intr.

5. opkomen (in zwang komen):

6. opkomen theat.:

7. opkomen (zich ergens heen begeven):

8. opkomen (zich verzetten tegen):

10. opkomen (ontkiemen):

op·ko·pen <kocht op, h. opgekocht> [ɔpkopə(n)] V. trans.

op·ko·per <opkoper|s> [ɔpkopər] SUST. m

1. opkoper (koopman in oude spullen):

Trödler m coloq.

2. opkoper (iem die opkoopt):


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski