Traducciones de „vernieuwingen“ en el diccionario alemán » neerlandés

(Ir a neerlandés » alemán)

ver·ˈnied·li·chen [fɛɐ̯ˈniːtlɪçn̩] V. trans.

verniedlichen

onbeduidend [o. onschuldig] voorstellen

verniedlichen

bagatelliseren

ver·ˈnei·gen V. v. refl. elev.

verneigen

nijgen

verneigen

een buiging maken

verneigen

buigen

ver·ˈnei·nen [fɛɐ̯ˈn͜ainən] V. trans.

1. verneinen (leugnen):

verneinen

ontkennen

2. verneinen (negieren):

verneinen

afwijzen

Gewalt verneinen

afwijzend staan tegenover geweld

ver·ˈnie·ten V. trans.

vernieten

klinken

vernieten

dichtklinken

vernieten

vastklinken

ver·ˈdin·gen [fɛɐ̯ˈdɪŋən] V. trans.

verdingen

aanbesteden

verdingen

uitbesteden

verdingen

verhuren

er·ˈzwin·gen [-ˈ͜tsvɪŋən] V. trans.

erzwingen

afdwingen

erzwingen

afpersen

ver·ˈklin·gen [fɛɐ̯ˈklɪŋən] V. intr. irreg.

1. verklingen (langsam aufhören):

verklingen

verklinken

verklingen

wegsterven

verklingen

wegebben

2. verklingen fig. (nachlassen, langsam enden, vorbeigehen):

verklingen

voorbijgaan

ver·ˈbrin·gen [fɛɐ̯ˈbrɪŋən] V. trans. irreg.

1. verbringen (zubringen):

verbringen

doorbrengen

sein Leben in Armut verbringen

zijn leven in armoede slijten

2. verbringen elev. (hinbringen):

verbringen

overbrengen

verbringen

brengen naar

ver·ˈschlin·gen V. trans. irreg.

1. verschlingen:

verschlingen

ineenstrengelen

verschlingen

verstrengelen

verschlingen

door elkaar slingeren

verschlungene Wege

kronkelwegen [o. kronkelpaden]

2. verschlingen:

verschlingen

verslinden

verschlingen

verzwelgen

ver·ˈnich·ten [fɛɐ̯ˈnɪçtn̩] V. trans.

vernichten (ausrotten)

vernietigen

vernichten (ausrotten)

verdelgen

vernichten (zerstören)

verwoesten

alle Hoffnungen vernichten

alle hoop de bodem in slaan

be·ˈzwin·gen V. trans. irreg.

bezwingen

bedwingen

einen Berg bezwingen

een berg beklimmen [o. bedwingen]

be·ˈschwin·gen V. trans.

beschwingen

bevleugelen

beschwingen

bezielen

beschwingen

doen opleven

beschwingen

opmonteren

ver·ˈneh·men V. trans. irreg.

1. vernehmen elev. (hören):

vernehmen

vernemen

vernehmen

horen

2. vernehmen DER.:

vernehmen

verhoren

vernehmen

ondervragen