neerlandés » alemán

taal·vaar·dig·heid [talvardəxhɛit] SUST. f geen pl.

vaar·dig·heid <vaardig|heden> [vardəxhɛit] SUST. f

ho·vaar·dig·heid [hovardəxhɛɪt] SUST. f geen pl.

ba·sis·vaar·dig·heid <basis|vaardigheden> [bazɪsfardəxhɛɪt] SUST. f

hulp·vaar·dig·heid SUST. f geen pl.

rij·vaar·dig·heid [rɛivardəxhɛit] SUST. f geen pl.

kwaad·aar·dig·heid [kwatardəxhɛɪt] SUST. f geen pl.

2. kwaadaardigheid (schadelijkheid):


Página en Deutsch | English | Español | Italiano | Polski