Traducciones de „mindester“ en el diccionario neerlandés » alemán

(Ir a alemán » neerlandés)

mi·nis·ter <minister|s> [minɪstər] SUST. m

minister

Minister m

minister van Staat

≈ Staatsminister m

minister van Defensie

Verteidigungsminister m

minister van Justitie

Justizminister m

minister van Onderwijs

Kultusminister m

minister van Economische Zaken

Wirtschaftsminister m

minister van Binnenlandse Zaken

Innenminister m

minister van Buitenlandse Zaken

Außenminister m

man·ches·ter [mɛnʃɛstər] SUST. nt geen pl.

manchester

Manchester m

min·de·ren¹ <minderde, h./i. geminderd> [mɪndərə(n)] V. intr.

1. minderen (minder worden):

minderen

abnehmen

minderen

nachlassen

de pijn mindert

der Schmerz lässt nach

2. minderen (brei-, haakwerk):

minderen

abnehmen

min·der·heid <minder|heden> [mɪndərhɛit] SUST. f

1. minderheid (kleinste groep):

minderheid

Minderheit f

minderheid

Minderzahl f

in de minderheid zijn

in der Minderzahl sein

2. minderheid (deel van de bevolking):

minderheid

Minderheit f

etnische minderheid

ethnische Minderheit

3. minderheid (lagere rang):

minderheid

Unterlegenheit f

zuid·wes·ter <zuidwester|s> [zœytwɛstər] SUST. m

1. zuidwester (storm):

zuidwester

Südwestwind m

2. zuidwester (hoed):

zuidwester

Südwester m

mi·nis·te·rie <ministerie|s> [minɪsteri] SUST. nt

ministerie

Ministerium nt

het ministerie van Binnenlandse/Buitenlandse Zaken

das Innen-/Außenministerium

het Openbaar Ministerie

die Staatsanwaltschaft

min·de·ring <mindering|en> [mɪndərɪŋ] SUST. f

mindering

Minderung f

mindering (prijs)

Senkung f

iets in mindering brengen fin.

etw in Abzug bringen

se·mes·ter <semester|s> [semɛstər] SUST. nt

semester

Semester nt

semester

Studienhalbjahr nt

pries·ter <priester|s> [pristər] SUST. m

priester

Priester m

skie·ster SUST. f

skiester forma femenina de skiër

Véase también: skiër

ski·ër <skiër|s> [skijər] SUST. m

skiër

Skifahrer m

skiër

Skiläufer m

po·ly·es·ter <polyester|s> [polijɛstər] SUST. m

polyester

Polyester m

tri·mes·ter <trimester|s> [trimɛstər] SUST. nt

trimester

Trimester nt